Bekeer u (Mt. 3,2)

 

Mattheus leidt ons langs een dubbel portaal binnen in zijn kathedraal. Daarin geeft hij reeds aan wie Jezus is. In het eerste portaal (Mt. 1, 1,1-2,23) situeert hij de oorsprong van Jezus en diens allereerste jaren in de lijn van het Oude Testament. Hij duidt aldus aan dat Jezus het Oude Testament vervult. Hij noemt Jezus ‘Emmanuel’, de God met ons, die zijn volk zal redden uit de zonde.

In het tweede portaal (Mt. 3,1-4,16) belicht hij de band tussen Johannes de Doper en Jezus. Zij ontmoeten elkaar in de woestijn en herleven daar de Uittocht uit Egypte. Johannes wijst Jezus aan als de sterkere, getekend met de Heilige Geest en met vuur. Jezus is de Rechter die zal oordelen.

Johannes begint volgens Mattheus zijn boodschap met een oproep tot bekering. “Bekeer u, want het Rijk der hemelen is nabij.” Het zijn dezelfde woorden waarmee Jezus zijn optreden in Galilea zal beginnen en die wij zowel bij Mattheus als bij Marcus en Lucas terugvinden.

Bekeer u, want het Rijk der hemelen is nabij.” Het evangelie van Jezus is een voortdurende oproep tot bekering. Bij Mattheus klinkt daarbij vooral de oproep tot het doen van Gerechtigheid.

Bekeer en geloof in de blijde boodschap”, met deze roep gaan velen jaarlijks de veertigdagentijd in. De as van het askruisje dat we op Aswoensdag ontvangen, is echter vlug weggewist en weggewaaid en meteen ook de oproep tot bekering. Deze is nochtans een permanente opdracht. Wanneer we deze nu meekrijgen in de advent dan is het om er een gans jaar en een gans leven aan te werken.

Stefan Oster (° 1965) is salesiaan en bisschop van Passau. Van hem verscheen het boek Gott ohne volk? Het is de neerslag van het interview dat Peter Seewald afnam van de jongste bisschop van Duitsland. Peter Seewald is bekend omwille van drie boeken met zijn gesprekken met paus Benedictus XVI.

De helft van het boek is als het ware een overzicht van de toestand van kerk en geloof in Duitsland. Seewald haalt cijfers en aantallen aan van uittredingen in de kerk gedurende de laatste jaren. Uittredingen uit de kerk nemen eveneens toe bij de oudere generatie. Wat aanwezig was in de volkskerk verdampt. In 1960 ging 46 procent van de katholieken regelmatig naar de kerk. In 2015 slonk dit tot 15 procent. Het lijkt moeilijk om het geloof aan de volgende generatie door te geven. De kerk wordt van een instituut, dat erkenning en waardering had en oriëntatie aanbood, tot een organisatie naast veel anderen.

De hedendaagse mens denkt sterk vanuit een virtuele wereld en beseft niet altijd hoe hij hierin gemanipuleerd kan worden door een Big Brother. De indruk neemt toe dat dat de leugen domineert. De media lijken geen onderscheid meer te maken tussen waarheid en leugen (Alexander Schwabe, Die Gotteskrise und die Lust zu lügen in Christ in der Gegenwart, 40/2016)

De bisschop spreekt deze vaststelling over de kerkelijke erosie niet tegen, al is in het bisdom Passau de volkskerk nog invloedrijk. De jonge bisschop beaamt veel van deze gegevens. Maar hij is overtuigd dat de kerk voldoende kiemkracht bezit tot regeneratie. Wij mogen niet capituleren, zegt de bisschop, maar we moeten de moed hebben in een veranderde wereld een nieuwe elan te geven. In het verleden gaven heiligen nieuwe impulsen in de kerk. Dit kan ook vandaag. God roept ons op. Charles de Foucauld schreef in het jaar van zijn priesterwijding aan een vriend: “Vanaf het moment dat ik geloofde dat er een God is, begreep ik dat ik niets anders zou kunnen doen dan voor Hem te leven.” Wanneer God in ons binnen komt, wekt dit een verlangen naar bekering.

De kerk, aldus de bisschop van Passau, heeft vooral nood aan de vernieuwing van het geloof, een ervaring van echte bekering, een vernieuwende ervaring van Gods aanwezigheid in de harten van de mens, een ervaring die ons brengt bij Jezus, die we als Redder aanvaarden.

Onze verkondiging is onvoldoende gedragen door de ervaring van wie Jezus voor ons is. De verkondiging is al te vaak, wat bisschop Oster noemt een ‘Humanismus der Nettigkeit’, een humanisme van de netheid, die een boodschap brengt die niemand stoort en dit het heil voorstelt als een automatisme volgens het lied: We komen alle, alle in de hemel. In deze visie wordt bekering niet meer gevraagd.

De Kerk groeit overal daar waar mensen Jezus opnieuw ontdekken en terug de kern van het evangelie vinden. Een verwaterd evangelie heeft op den duur weinig of niets te bieden. Bisschop Oster bevordert daarom kernen en gemeenschappen waar mensen rondom het evangelie samen komen en tijd nemen om te bidden.

Vernieuwing komt wanneer christenen zich voeden door contact met de bronnen van het geloof, met de liturgie en met de Schrift. We moeten ons richten op Jezus. Hij is de sleutel om de Schrift te begrijpen. Paulus raadt ons aan op de tweede adventszondag om volharding en vertroosting te putten uit de Schrift. “De Bijbel behoort toe aan het volk van God. Het is een explosief boek, meestal makkelijk om lezen, maar vaak moeilijk. De sleutel om de Bijbel van voren tot het einde te lezen is Jezus zelf. De ganse Schrift mondt uit bij Jezus, bij zijn zelfgave, zijn liefde, zijn levensoffer. Ik moet haar wel bewust lezen met zijn kruis en opstanding. Daarin toont zich zijn absolute liefde, die zich wegschenkt en tegelijk een antwoord van ons verwacht” (Gott ohne Volk? p. 127).

Voor nieuwe antwoorden op de vragen van heden en morgen hebben we geen nieuw evangelie nodig. Geen nieuw evangelie, maar nieuwe vormen om het evangelie te ontdekken. De kerk heeft mensen nodig die branden, die zich intensief laten doordringen door het geloof en die het verstaan en die tegelijkertijd nieuwe ruimten kunnen openen. Het geloof heeft zich altijd gekristalliseerd in personen.

Bisschoppen, priesters, mensen betrokken in kerkdienst, elke gelovige, we moeten zelf intreden in het Mysterie van Gods omgaan met de mens om anderen daarheen te kunnen verwijzen. Dit mag ons aller adventsverlangen zijn: onszelf en anderen bij Jezus brengen.

In zijn boek schrijft Stefan Oster: “Mein Anliegen ist es, Sehnsucht zu wecken – und zu hoffen, dass einzige mitgehen.” Het is mijn zorg en opdracht om het heimwee en het verlangen te wekken en hopen dat enkele meegaan.

“Naar U gaat mijn verlangen, Heer. Heer, mijn God, ik ben zeker van U” (ZJ 113).