Als ik goed luister naar mensen, dan voel ik aan dat velen het niet gemakkelijk hebben. Velen hebben het druk met de combinatie gezin en werk. Kinderen groot brengen en een goede opvoeding geven is ook al niet gemakkelijk in de complexe wereld waarin wij leven. Er zijn mensen die zich eenzaam voelen, alleen door het leven moeten, ziek zijn of een jaartje ouder worden, met alle kwalen of kwaaltjes die daarbij komen kijken. Kinderen zorgen voor hun ouderwordende ouders, en doen het graag, gelukkig maar, maar dat wil niet zeggen dat dat daarom gemakkelijk is. Het leven wordt duur, en als we naar de samenleving kijken rondom ons of in de wijde wereld, dan voelt die wereld met al zijn agressie en geweld meer en meer als onveilig aan.
Kortom, als ik naar mensen luister, voel ik veel bezorgdheid, angst, verdriet en pijn. Ook mensen die zich inzetten voor kerk en maatschappij, zijn soms ontmoedigd en ontgoocheld, en vragen zich af: Waartoe dient het allemaal?
8 eeuwen voor Christus was er ook iemand die zich zo voelde, Jesaja, maar die daar vanuit zijn geloof in een nabije God, niet wilde aan toegeven. Hij sprak de mensen moed in zoals we daarnet hoorden in de eerste lezing: ‘In die dagen zal een twijg ontspruiten aan die oude stronk van Jesse. Een scheut aan zijn wortels zal vruchten dragen.” En zo gaat hij maar door, hoofdstukken lang, om zijn volk een vredesvisioen voor te spiegelen. Een duidelijke verwijzing naar de komst van de Heer in de wereld.
Lieve mensen,
geloven wij – vertrouwen wij nog in een wereld waar het ooit beter wordt? Ik heb het gevoel dat er zoveel ontmoediging, zoveel pessimisme over onze wereld hangt. “Komt het ooit nog wel goed,” zo vragen velen zich af.
En dan krijgen we in het evangelie van vandaag die eigenaardige figuur naar voor geschoven van Johannes de Doper die ons oproept om ons te bekeren. En dan vraag ik mij af: waarvan moeten wij ons bekeren? ‘Bekering’ dat klinkt zo zwaar.
Ik denk, lieve mensen, dat wij ons moeten bekeren van die ontmoediging die ons op vandaag soms zo sterk naar beneden haalt. “Ontmoediging is de grootste zonde van deze moderne tijd” zei de vorige paus eens. Christenen zijn mensen van hoop, van vreugde. Niet van die goedkope hoop en vreugde in de zin van: ‘Trek het u allemaal niet aan, leef er maar op los, alles komt wel ooit weer goed.’ Neen, maar hoop en vreugde in de zin van: we zetten samen onze schouders onder iets. We dromen van een betere toekomst, maar we willen ook de moed opbrengen om die dromen waar te maken.
En dan zie je dat mensen spontaan bijspringen bij buren, ‘dat mensen elkaar zomaar een pleziertje doen’ zoals Zjef Van Uytsel lang geleden zo mooi zong. Dan zie je de adventsactie Welzijnszorg waarover toekomende week meer, die armoede helpt voorkomen door kansarme kinderen degelijk onderwijs te geven, en noem maar op.
Dat is juist de betekenis van kerstmis me dunkt: In Jezus komt God aan zijn mensen zeggen dat hij nog niet ontmoedigd is over de wereld en zijn mensen. Maar dan moeten wij wel, zeker als christenen, mensen van hoop en toekomst zijn, die niet ganse dagen zagen en klagen over wat dan ook, maar de schone en de goede dingen in het leven ook nog zien en benoemen, en daar waar we kunnen meewerken aan een betere wereld, een betere kerk, een betere samenleving.
Dat is de bekering die we waarschijnlijk allemaal broodnodig hebben. Als we ons daarvan allemaal een beetje bewust zijn, dan zal de advent een goede voorbereidingstijd geweest zijn op het feest van Kerstmis.