Evangelieprikje (2013)

Het overlijden van Nelson Mandela ligt nog vers in ons geheugen. Een ex-gevangene die wereldwijd wordt geëerd om de strijd die hij geleverd heeft. Net als Nelson Mandela zit ook Johannes de Doper in de gevangenis omdat hij het systeem, de macht kritisch in vraag durft stellen. Net als Nelson Mandela hoort hij niet thuis in die gevangenis. In die gevangenis heb je tijd, veel tijd en dus ook veel tijd om na te denken. Door na te denken in de gevangenis heeft Mandela geweld afgezworen, is hij zelfs tot het inzicht gekomen dat hij een gevangene zou blijven, zelfs als hij vrij was, zolang hij verbitterd was, uit op wraak. Johannes denkt ook na in de gevangenis: al die tijd dat hij gepreekt en gedoopt heeft, is het allemaal voor niks geweest? Even was er een sprankel hoop als hij die Jezus doopte, die had iets en Johannes dacht dat Hij het wel eens zou kunnen zijn die de boel weer in orde ging brengen, de langverwachte Messias. Maar is Hij de Messias? Johannes weet het precies niet zo goed meer en stuurt iemand naar Jezus met de vraag of Hij diegene is die komen zou. Die vraag wordt vandaag nog altijd gesteld aan Jezus, maar ook aan elke christen. Als God bestaat en Hij is liefde zoals Jezus ons kwam vertellen, waarom is er dan nog zoveel ellende? Een prangende vraag en we komen allemaal wel eens in de verleiding om te proberen daar op te antwoorden. Jezus’antwoord bestaat niet uit een theoretische uiteenzetting, integendeel. Jezus probeert zichzelf niet te verdedigen tegenover Johannes. Hij vraagt gewoon om te zeggen wat ze gehoord en gezien hebben. Misschien kunnen we een voorbeeld nemen aan dat antwoord. We hoeven ons christen-zijn niet te verdedigen en wie zijn wij dat we God zouden moeten verdedigen? Misschien moeten we bidden dat we steeds meer gaan zeggen en doen wat God van ons verwacht. Misschien moeten we tonen dat wie leeft van het Goede Nieuws dat Jezus ons bracht kracht in zich heeft om zelf goed nieuws te worden, van Godswege, voor mensen in nood.

Ook dat klinkt natuurlijk zeer mooi, maar er duiken wat problemen op. Ten eerste: onze solidariteit is beperkt: wij kunnen geen blinden doen zien, lammen doen lopen, … Heel wat problemen, heel wat miserie blijft bestaan. En ten tweede: waar halen we de tijd, de kracht vandaan om dat te doen? Wij zijn Jezus niet. Twee grote problemen dus. Maar misschien leggen we onze lat te hoog. Waren er in de tijd van Jezus geen lammen, blinden, doven meer? Jawel, Jezus heeft niet iedereen genezen. Hij heeft een paar exemplarische daden gesteld opdat we zouden weten dat het niet Gods wil is dat mensen doof, blind of lam zijn. God wil dit niet en dus moeten we die mensen niet mijden, integendeel, we moeten hen laten weten, zeker hen, dat God hen graag ziet. Dat moet je niet doen met veel woorden, maar gewoon door te proberen er te zijn voor die mensen. Het is niet voor niks dat God zich “Ik zal er zijn voor jou” laat noemen in het eerste Verbond.

En misschien zeg je wel: “is dat de moeite? We kunnen toch niet de hele wereld redden? “ Inderdaad, niemand vraagt dat ook trouwens. Misschien kan volgend verhaal ons inspireren. En jongen loopt met zijn vader op het strand. Op een bepaald moment begint hij  aangestrande zeesterren terug in het water te gooien. Na een tijdje zegt zijn vader: “stop er mee, jongen, je kan ze toch nooit allemaal redden”. “Da’s waar, papa, maar diegene die ik kan teruggooien, maken weer kans om te overleven.” Is het de moeite dat je in een Welzijnsschakel een paar mensen kan helpen? Wel, vraag het eens aan die mensen of het verschil uit maakt. Je helpt waar je kan, met de mogelijkheden die je hebt, … dat is jouw bescheiden maar niet te missen bijdrage aan het Rijk Gods.

Maar waar haalt een mens de kracht vandaan om iemand te worden “zo lief als God”? We hebben het allemaal druk, soms wordt onze hulp wel eens verkeerd begrepen of draait het compleet anders uit dan we gewild hadden. Waar haal je dan de kracht om door te gaan, zeker als je omgeving je bestempelt als een naïeveling? Ik kan natuurlijk  zeggen dat je er nooit alleen voor staat, dan God je bijstaat. Ik geloof dat dit zo is, maar laat ons daar nu net aan twijfelen als we het moeilijk hebben. Ikzelf haal kracht uit mijn gebed maar ook uit dat groepje mensen waarmee ik eucharistie mag vieren. Ik zit daar samen met mensen die net als ik proberen christelijk te leven, hoogstwaarschijnlijk doen ze het beter dan ik, maar ze zullen toch ook wel hun twijfels hebben. Samenkomen in gebed rond de tafel van de Heer sterkt mij om er voor te gaan, want ik sta er niet alleen voor. God vraagt ook aan die anderen om handen en voeten te zijn voor mensen die het moeilijk hebben. Ik geloof niet dat je christen kan worden op je eentje; wat het christendom vraagt van een mens kan je enkel maar als je je gedragen voelt door God en dat zou tastbaar moeten zijn in die gemeenschap die we Kerk noemen. En ja, ik weet, die Kerk is niet perfect … wat zou je willen? Ik probeer er ook bij te horen en ik ben niet perfect, dus …

Laten we dus maar mee beginnen en de wereld tonen hoe het is als christenen de hand aan de ploeg slaan. Het zullen geen spectaculaire dingen zijn die het nieuws halen, maar daar doen we het niet voor. We doen het omdat we zo’n lichtje van de adventskrans willen ontsteken in mensen die in duisternis zitten. We doen het omdat we weten dat God niet alleen mij, maar ook mijn broeders en zusters graag ziet en wil dat we elkaar helpen om menswaardig te leven. Daarom willen we licht brengen in de duisternis … beseffend dat er wel altijd duisternis zal blijven bestaan. Als we trouwens Jezus een licht noemen, zeggen we eigenlijk dat er altijd duisternis is want licht zonder duisternis heeft geen enkele waarde. Proberen we dus maar een lichtje te zijn voor anderen, misschien wel een ster die hen brengt naar de plaats waar God vandaag mens probeert te worden.  Love, shine a light …