10e zondag door het jaar A (2005)

Beste Vrienden,

Dit lied gaat over Jezus, zo klinkt het in de tussenzang.
Dat geeft mij de gelegenheid om daaraan parallel
te zeggen:
deze preek gaat over ons;
tenminste, dat hoop ik.
Over ons als mensen van nu,
die luisteren naar de verhalen van mensen van toen,
opdat ons eigen bestaan,
en onze eigen vragen erin oplichten,
zodat er een weg voor ons komt,
waarover wij kunnen gaan,
leven, opdat wij leven hebben in overvloed.

Ik kan dus ook zeggen": deze preek gaat over Jezus;
en over Abraham en Sara en hun geloof,
en over Matteüs en zijn bekering,
en over allen die denken geen bekering nodig te hebben.

Zullen we eens dicht bij huis blijven en daarmee beginnen.
Dat zijn wij dus....die denken geen bekering nodig te hebben.
Wij hebben toch geen bekering nodig;
wij volgen Jezus toch al,
wij komen bijeen in Gods huis
en nemen Gods Woord ter harte.Toch? Toch!

Kijk Matteüs dat was een tollenaar;
- dat is niet een belastingambtenaar, want dat is een eerzaam beroep
maar een die heulde met de vijand, met de bezetter.
Het evangelie heeft het bijna altijd over de combinatie:
tollenaars en zondaars.
Dat zijn de mensen die bekeerd moeten worden,
die de stap naar Gods Woord en dat Woord ter harte nemen nog moeten zetten.

Matteüs doet dat; en het verhaal vertelt het alsof het gewoon gaat;
en het ziet eruit zoals een genezing:
Jezus zegt: word beter, en de zieke wordt beter.
Jezus zegt; volg mij, en de zondaar komt tot inkeer en volgt Hem.

Genezen kan Jezus ineens: dat is als wonderteken geen proces;
bekeren kan Jezus ook, dat laat het verhaal van de bekering van Matteüs helder zien.
Misschien moeten we over onze bekering ook meer denken in termen van
wonderteken dat aan ons gedaan wordt,
dat ons overkomt,
als we het ons willen laten overkomen.
Want dat blijft altijd voorwaarde.

Daarom: de positie van de mensen aan de zijlijn,

* zoals in het verhaal de Farizeeën:

waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars -
de mensen aan de zijlijn die sluiten zichzelf af van ... ja van een heleboel.
Sluiten zich af van de oproep van Jezus: volg mij;
sluiten zich af van de maaltijd die Jezus houdt,
sluiten zich af van de genezing die dokter Jezus komt brengen;
ze hebben geen benul van wat ze nodig hebben:
wij zijn immers gezond,
wat praat je dan van een dokter.

Jezus zegt: ik moet zijn waar genezing nodig is;
waar het besef leeft:
o heer, wees mij arme zondaar genadig.

Voor we te communie gaan,

* met Jezus aan tafel -

zingen we: Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm U over ons,
alles wat er in onze wereld, en dus ook in dat stukje wereld dat ik ben,
is aan zonde, aan kwaad, aan verkeerde dingen,
aan dingen die ik fout laat lopen, waar ik anderen in de weg zit;
waar ik de dokter eigenlijk bij nodig heb
om een beter mens te worden. Jezus als dokter die mij beter maakt.
Voor we te communie gaan,
- met Jezus aan tafel -
zeggen we: Heer, ik ben niet waardig, nog niet genoeg bekeerd,
nog niet genoeg genezen,
maar spreek en ik zal gezond worden,
U zult de dokter zijn die mij geneest.

En dan: Geneest tot barmhartigheid,
want daar moet het om gaan;
liever barmhartigheid,
dat wij met ons hart,
een warm hart - zijn bij elkaar, en bij wat een ander van ons nodig heeft;
Dat liever, dan offers,
dat liever dan mooie woorden, zelfs als die woorden God aanroepen en zeggen: Heer, Heer.

Abraham offerde veel,
was tot alles bereid; kon zelfs zijn zoon opgeven, als God hem dat gevraagd zou hebben.
Die Abraham was een voorbeeld van geloof;
samen met Sara, zijn vrouw.
U heeft misschien gehoord dat minister van der Hoeven
een discussie wil met een aantal deskundigen uit verschillende geledingen uit de maatschappij;
over de vraag of evolutie wel tegenover schepping staat.
Als je gelooft in God als Schepper,
betekent dat dan automatisch dat je als wetenschapper niet meer
de theorie van de evolutie kunt aanhangen?
Ik geloof niet in zulke vragen;
je gaat aan een gynaecoloog ook niet vragen of het mogelijk is
dat Abraham met zijn afgeleefde lichaam en Sara met haar dorre schoot
- zo staat het in de brief van Paulus, zo staat het in de verhalen uit Genesis -
toch nog tot een zoon in staat zijn.
Dat is geen biologie,
dat is geloof. Dat is geloof dat God aan het scheppen is,
dat de vruchtbaarheid - voor een gelovige - nooit iets is wat we zelf maken,
maar wat ons in de schoot wordt geworpen,
gegeven, en dus ontvangen, genade en dus van God.

En dat geloof, dat siert Abraham;
en dat geloof, dat kan ook ons sieren,
zeker als het ons tot bekering brengt,
tot barmhartigheid,
tot genezing.