15e zondag door het jaar A - 2020

Zusters en broeders,

Wie een tuin heeft of aan landbouw doet, heeft het zeker al gemerkt: de jongste jaren ie er veel meer onkruid dan vroeger. Oud onkruid dat opnieuw welig tiert, zoals de klaprozen. Jarenlang waren ze niet te zien, maar nu kan je in geen richting meer kijken of je ziet er. Niet eentje, maar hele bosjes of bossen. Of paardenbloemen. In april zagen we er honderdduizenden op sommige velden. En het zijn niet alleen oude onkruiden die driftig de kop opsteken, want sinds een paar jaar doen dat ook onkruiden die we nooit gezien hebben, die misschien niet eens een naam hebben, maar die niet te bestrijden zijn.

Zijn die vele onkruidgewassen een weerspiegeling van de werkelijkheid? Jezus heeft het in de parabel van de zaaier alleen over distels. Ze staan voor  ‘de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom’. Maar de ervaring leert ons dat er wereldwijd en op alle domeinen van de samenleving veel meer onkruid is dan alleen maar distels. Onkruid dat ons wellicht echt moedeloos maakt. Zoals de coronacrisis, maar die gaat ooit voorbij. Wat echter niet voorbijgaat is het feit dat de wereld elke dag harder, zelfs gruwelijker wordt. We zien dat in heel veel landen, niet het minst in landen die over de wereld heersen. China wordt elke dag meer een echte dictatuur, zonder enig respect voor vrijheid van mening en mensenrechten. In de Verenigde Staten tieren leugens en kwetsend vals nieuws weliger dan gelijk welk onkruid. Rusland wordt meer en meer opnieuw het land van de tsaar. En het blijft helemaal niet bij die grootmachten, want ontelbaar zijn de landen waar de vrijheid van denken als landverraad wordt bestempeld en vervolgd. Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid … miljarden mensen kunnen er alleen maar van dromen, of weten zelfs niet eens wat ze er zich kunnen bij voorstellen.

Dat zijn ‘de zorgen van wereld’ die Jezus bedoelt, en die nog vergroot worden door ‘de begoocheling van de rijkdom’, want die laat zich door niets tegenhouden. Niet door eerlijke tewerkstelling of heerlijke handel, niet door respect voor mensenlevens, en nog minder door respect voor het milieu en de natuur.

Hoe vredelievend klinkt het daarentegen in de eerste lezing. Regen en sneeuw die uit de hemel vallen kunnen daar pas terugkeren wanneer ze hun werk hebben gedaan. Wanneer ze de aarde dus vruchtbaar hebben gemaakt, zodat de mens kan leven. Dat klinkt heel mooi uit de mond van God de Heer, en Hij voegt eraan toe: ‘Zo zal het ook gaan met het woord dat komt uit mijn mond. Het keert niet vruchteloos naar Mij terug. Het keert pas terug wanneer het mijn wil heeft volbracht en zijn zending heeft vervuld.’

God de Heer trekt dus een vergelijking tussen de natuur en zijn woord, en daarin zien we dat er grondig verschil is tussen beide. Want anders dan de natuur beschikt de mens wél over de vrijheid om ja of nee te zeggen tegen het woord van God. Dat kunnen regen en sneeuw niet doen. Hun werk ligt immers  in hun eigen natuur. Gods woord daarentegen is een zending die slechts vruchten kan dragen als de mens ze vervult. Als hij het woord van God dus uitvoert.

Zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wij staan in het verhaal. Bestaat het onkruid van deze wereld alleen uit de machtswellust van zoveel landen en hun leiders, of zijn ook wij scheppers van verstikkend onkruid? Vindt Gods woord bij ons wél een goede bodem, of verstikt het onder de distels van egoïsme, onverschilligheid, hebzucht, afgoderij van onszelf, van geld, drank en drugs?  

Zusters en broeders, laten we er iets van maken. Laten we voor vruchtbare grond zorgen waarin het woord van God welig kan tieren. Niet als onkruid dat ons wanhopig maakt, maar als heerlijke bloesems en bloeisels van Gods liefde, vrede en vreugde, naar het voorbeeld van Jezus, wiens volgelingen wij zijn. Amen.