Beste vrienden,
Bij Markus en Lucas zien de leerlingen Jezus’ gedaanteverandering en worden door vrees bevangen. En dan horen ze de stem die hun verklaart wie die Jezus is.
In het evangelie van Mattheus zien de leerlingen Jezus’ gedaanteverandering en geraken in extase. Petrus vertelt onzin. En dan horen ze de stem die zegt: “Dit is mijn geliefde zoon, in wie ik vreugde vind. Luister naar Hem!” En dan pas gaat het verder: “toen de leerlingen dat hoorden, wierpen ze zich op de grond en werden ze vreselijk bang”.
Dat is heel anders dan in de andere evangelies. Waar ze bij Marcus en Lucas bang zijn van de verschijning, worden ze bij Mattheus pas bang op het moment dat de stem hen uitlegt wie die Jezus eigenlijk is. En dan worden ze ook niet gewoon door vrees bevangen, maar zijn werkelijk vreselijk bang. Waarom toch? Waarom vertelt dit evangelie het gebeuren heel anders dan de andere? Waarom dat andere accent op de angst?
Ik zou het echt ook niet weten. Ik weet niet wat de schrijver van deze tekst er toen bij gedacht heeft. Maar ik weet wel een ding: ik zou zelf ook bang zijn geworden.
Ik word ook bang wanneer ik erover nadenk wie deze Jezus van Nazareth eigenlijk is, en wat dat voor mijzelf betekent. Wat het betekent wanneer men me zegt: “neem die man als voorbeeld”; Dat gooit heel je leven overhoop! Het maakt me duidelijk wat er in mijn leven tot nu toe allemaal fout is gelopen – en wat er in de wereld tot op vandaag allemaal fout loopt!
Wanneer ik die Jezus van Nazareth echt ernstig neem wanneer Hij mij toeroept “keer om” en “volg mij na”, dan betekent dat niet gewoon maar: ”Ga maar weer eens biechten, of woon enkele opbouwende geestelijke voordrachten bij”, maar wel: “stroop je mouwen op, verander je leven, zet de mensen in het middelpunt van je leven, de mens die tegenover je staat en al diegenen die je nu ontmoet. Zet je voor hen in en zorg ervoor dat ze rechtvaardig worden behandeld en dat ze voor hun leven ook krijgen wat ze voor het leven nodig hebben.
Een kerk die Jezus echt zou navolgen zou zich niet verliezen in vrome frasen of in het ensceneren van pronkzuchtige religieuze diensten. Ze zou het grootste deel van haar energie niet langer besteden aan het instandhouden van haar patrimonium. Ze zou zich niet bezighouden met allerhande commissies en werkgroepen om het ene pastorale plan na het andere op te stellen, maar heel consequent de weg van de barmhartigheid inslaan – vooral tegenover die mensen wier leven mislukt is – en ze zou zeker ook niet ageren tegen een paus die eindelijk de eerste aarzelende stappen in die richting doet.
Die Kerk zou er vooral ook voor zorgen dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt in de benadering van mannen en vrouwen, Jezus maakte ook geen onderscheid!
Een maatschappij die zich Christelijk wil noemen mag geen hekken en muren oprichten. Ze mag ook niet voortdurend pochen op de eigen waarden, en dan aansluitend verkondigen: “Wij zouden jullie wel willen helpen, maar dan moeten jullie wel eerst de prikkeldraadafsluitingen overwinnen en er goed op letten dat je niet in zee verdrinkt.
Een maatschappij die zich echt aan Jezus van Nazareth oriënteert, die zou helpen dat de mensen, overal daar waar ze thuis zijn en leven, ook een echt perspectief zouden hebben op een leven dat de moeite waard is. Ze zou niet passief toelaten dat elders mensen verhongeren omdat de voor ons bestemde jeans nog goedkoper geproduceerd zouden kunnen worden, dat er mensen sterven omdat wij goedkope grondstoffen nodig hebben voor onze luxeproducten en daarom onverschillig staan over het feit dat er in de ontwikkelingslanden kinderen zijn die in grote plassen kwikzilver spelen. Een goede maatschappij zou ervoor zorgen dat de economische belangen en het winstbejag van onze multinationals de kleine boeren in Kenia niet zou kapotmaken. En ze zou vooral ook geen mensen uitwijzen naar landen die wij, door onze egoistische internationale politiek, zelf hebben gedestabiliseerd! En wanneer in ons land 10 mensen veel meer bezitten als alle ander Belgen samen, dan zouden onze politici daar ook meer rekening mee moeten houden
„Dit is mijn teergeliefde zoon, luistert naar Hem!”
Ik schrik bij het horen van die zin, want het wordt me plots duidelijk hoever we nog afstaan van wat Jezus werkelijk wilde. Wij moeten het Rijk Gods niet maken, dat kunnen we zelfs helemaal niet. Maar we mogen zijn realisatie ook niet in de weg gaan staan. We kunnen dat rijk Gods namelijk wel verhinderen! We kunnen verhinderen dat Gods rijk nu reeds voelbaar wordt: overal waar wij, mensen, hindernissen opwerpen voor menselijkheid, voor Gods goedheid en barmhartigheid.
Overal waar mensen zeggen: ”ik heb helemaal niets tegen vreemdelingen, maar...”, en zich dan ook nog goede christenen voelen; overal waar mensen bij verkiezingen hun stem geven aan vreemdelingenhaters, overal waar mensen zich verschuilen achter verouderde principes en dogma’s en zich niet durven aanpassen aan een veranderde wereld. Overal daar wordt aan mensen de mogelijkheid ontzegd om ook een blik te werpen op die werkelijkheid, om ook iets te voelen van datgene wat Petrus ertoe aanzette om dat moment vast te willen houden en te zeggen: ”laten we hier drie hutten bouwen.”
De zin: “Luistert naar Hem!” doet me schrikken omdat ik besef hoe weinig wij dat in werkelijkheid ook doen! Ook de leerlingen schrokken toen van die zin, omdat ook zij toen beseften dat ze nog menig tandje zouden moeten bijsteken om aan die opdracht ook echt te kunnen voldoen.
Amen