Het Rijk Gods is daar, waar gedeeld wordt

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
De moderne wetenschap meent bewezen te hebben dat de mens zich in een langzaam proces ontwikkeld heeft uit het dierenrijk. Maar men is nog altijd bezig met de vraag: waar kun je in die ontwikkeling de eerste verschillen zien tussen dier en mens? Sommige geleerden menen dat de mens de drempel van het dier-zijn heeft overschreden door de uitvinding van het vuur, of van de eerste werktuigen. Maar er zijn ook geleerden die beweren dat deze drempel overschreden werd toen de mensen hun voedsel en hun lasten begonnen te delen. Zo iets doen, naar het schijnt, zelfs de slimste apen niet. Die stelling lijkt erg aantrekkelijk. Het verdelen van voedsel en lasten zou dus de eerste mijlpaal zijn op de weg van de mens door de geschiedenis, het eerste bewijs van menselijkheid is de medemenselijkheid.

Natuurlijk kun je over deze stelling discussiëren. Maar dat broederlijk delen een kenmerk is van het christendom, dat kan niemand in twijfel trekken. ‘Geef gij hun te eten', zei Jezus tot zijn leerlingen, terwijl Hij het brood voor de menigte brak. Het wonder van de broodvermenigvuldiging gebeurt in de handen van de apostelen, die bereid zijn met allen te delen. En op de avond voor zijn lijden en dood, heeft Jezus nogmaals het brood in Zijn han-den genomen, het gebroken en uitgedeeld met de woorden: ‘Doet dit tot Mijn gedachtenis'. Dit gebaar van broederlijk delen hebben de apostelen, na.de dood van Jezus, zozeer ter harte genomen dat de evangelist Lucas getuigt: ‘De mensen die het geloof hadden aangenomen, waren één van hart en ziel. Er was geen enkele noodlijdende onder hen en geen enkele behoeftige, want zij waren gewoon hun goederen onder elkaar te verdelen'. Zo zal de Kerk steeds blijven doen, wat Jezus ons heeft voorgedaan. Waar het Rijk Gods tegenwoordig is, daar wordt gedeeld. Christen-zijn betekent wezenlijk delen met de mensen links en rechts van ons. Niet alleen het brood delen met de armen uit de Derde Wereld, maar ook het leven delen met alle mensen rondom ons, je tijd, je liefde, je geloof.

En zeg dan niet te vlug zoals de apostelen: ‘Wij hebben maar vijf broodjes en twee vissen, wat is dat voor zovelen?' Als wij bereid zijn om te delen wat wij hebben en zijn, dan zullen ook nu nog deze vijf broodjes voldoende zijn om opnieuw een broodverme¬nigvuldiging te bewerken, waardoor alle mensen verzadigd kunnen worden. Maar dan alleen op voorwaarde dat het brood, als symbool van ons leven, steeds opnieuw gebroken en verder gegeven wordt, totdat het inderdaad de maag van de laatste hongerige bereikt en blijft vullen, totdat het brood gedeeld wordt tot in de laatste hut. Wij delen wel met vrienden en kennissen, maar wij moeten van Christus leren ook te delen met iedereen die in nood is. De honger is in deze wereld geen onafwendbaar noodlot, de honger heeft geen bestaansrecht hier op aarde, maar wordt veroorzaakt door mensen als Kaïn, die zich onverschillig afvroeg: ben ik soms de hoeder van mijn broeder?

Wij gaan nu samen maaltijd vieren met de Heer en met elkaar, wij mogen ons nog altijd voeden met de twaalf volle korven die toen zijn overgebleven. Het wonder van de broodvermenigvuldiging kan zich vandaag, midden onder ons, herhalen. Jezus laat zich zelf delen in de gestalte van het brood, opdat wij verder delen. Brood immers, dat niet gedeeld wordt, is geen brood, zoals het leven, dat niet gedeeld wordt, eigenlijk geen menselijk leven is. En allen die Hem vandaag ontvangen, geeft Jezus de opdracht Hem in de vorm van liefde, goedheid, barmhartigheid verder te geven. Wij zullen Christus herkennen in het breken van het brood, men zal de christenen evenzeer erkennen in het broederlijk delen, doordat zij doen wat Jezus ons heeft voorgedaan: Hij nam het brood, Hij brak het en gaf het om het te verdelen met de woorden: doe dit telkens weer.