Beste vrienden,
"Een cent voor je gedachten“ zeggen we soms. En we zeggen dat vooral dan, wanneer we van iemand die voor ons belangrijk is, weer eens helemaal geen hoogte kunnen krijgen. wanneer we weer eens helemaal niet kunnen doorgronden wat de ander denkt of voelt. En meestal zouden die gedachten voor ons ook veel meer waard zijn dan een cent.
Goede vrienden, ik weet niet hoeveel Euros ik ervoor over zou hebben om Zijn gedachten te kunnen raden, om te weten wat Hij voelde en wat Hij dacht, met name Jezus van Nazareth.
En nu bedoel ik niet de verheven Christus die zit aan de rechterhand van God, maar gewoon de mens Jezus, geboren uit Maria, die juist zoals wij in deze wereld is opgegroeid, die in Nazareth tot volwassenheid kwam en zich dan opmaakte om naar Jeruzalem te gaan.
Hoe heeft Hij zijn leven aangevoeld? Hoe zou dat voor Hem zijn geweest? Wat wist Hij en wat wist Hij niet? Was het voor Hem al duidelijk wat er Hem te wachten stond? Wist Hij dat Hij Gods zoon was? Welke vragen gingen er door zijn hoofd en welke twijfels hebben Hem geplaagd?
Ik weet niet wat ik er allemaal voor over zou hebben om op dergelijke vragen een antwoord te krijgen. Want een zaak vermoed ik intussen wel: zo eenvoudig als ik me dat als kind heb voorgesteld was het zeker niet. De manier waarop Jezus in sommige films wordt voorgesteld, hoe Hij verheerlijkt en vergeestelijkt, als was Hij niet van deze wereld, door het land trok, dat mag dan aan veel beantwoorden, maar zeker niet aan het Evangelie.
In dergelijke films wordt Jezus doorgaans zo voorgesteld, als zou Hij nooit echt mens zijn geweest. Meestal lijkt het daar alsof God als het ware als mens verkleed door het land trekt. Dat Jezus echt een mens was, in alles helemaal gelijk aan ons, dat komt in al die voorstellingen bijna nooit tot uiting. En hoe langer ik erover nadenk, hoe beter ik begrijp waarom dat zo is. Het is tenslotte oneindig moeilijk om dat met ons verstand te vatten. Wat betekent dat eigenlijk: in alles gelijk aan ons! Wat maakt ons uiteindelijk tot mensen?
Ik moet maar een enkel punt naar voren halen dat er naar mijn overtuiging zeker bij hoort, om jullie reeds te laten aanvoelen hoezeer dat ingaat tegen de meeste voorstellingen die wij van Jezus in ons meedragen: Want wanneer Jezus werkelijk mens was, dan moet Hij zich ook vragen hebben gesteld en zich zorgen hebben gemaakt, dan moet Hij ook met God hebben geworsteld en onzeker zijn geweest over hoe het morgen verder moest. In de scene in de hof van olijven komt sterk tot uiting dat ik met mijn vermoeden toch niet helemaal verkeerd lig. Niet te weten wat ons nog te wachten staat, dat is toch een typisch kenmerk van ons mens zijn. Maar daar past helemaal niet bij dat Jezus als mens bijna alwetend zou zijn geweest. Wanneer de mens Jezus van Nazareth werkelijk alwetend en zonder vragen zou zijn geweest, dan zou hij alles zijn geweest, maar zeker geen echte mens.
Daarom denk ik ook niet dat Hij volledig op de hoogte was van het feit dat Hij Gods zoon was. Hij heeft dat wel vermoed, Hij heeft de uitzonderlijkheid van zijn zending zeker aangevoeld, maar geweten, echt geweten heeft Hij het wellicht niet. Wanneer Hij geen verzoekingen en twijfels aan zichzelf zou hebben gehad, dan zou Hij ook geen echte mens zijn geweest. En vermoedelijk is Hem ook maar langzaam duidelijk geworden waaruit zijn zending eigenlijk bestond. De Evangelies laten ons vermoeden dat in Hem, naargelang de tijd vorderde, ook het inzicht is gegroeid van wat de eigenlijke zin en opdracht van zijn leven juist was. Waar Jezus er aanvankelijk vanuit ging dat Hij alleen de verloren zonen en dochters van het volk Israël moest verzamelen, hebben Bijbelteksten zoals we ze daarnet uit het boek Jesaja hebben gehoord, Hem blijkbaar langzaam laten inzien wat zijn eigenlijke opdracht was. We hebben daarjuist een passage uit de liederen over Gods knecht gehoord. En de evangelies vertellen ons dat Jezus altijd weer in de Bijbel las, vooral in het boek van de profeet Jesaja. En wanneer ik het gevoel heb dat ik wat dichter op het spoor van Jezus van Nazareth als mens kom, dan vooral in deze teksten van het boek Jesaja, in de liederen over Gods knecht. Het lijkt erop dat Jezus zich, naarmate de tijd vorderde, zich steeds meer met die knecht van God heeft geïdentificeerd. Die Godsknecht was blijkbaar de figuur die Hem zijn eigen wezen steeds meer heeft ontsloten. Wanneer Hij las: “Gij zijt mijn dienstknecht, (...), door u toon ik mijn heerlijkheid.” Dan kon Hij die woorden meer en meer op zichzelf betrekken. En juist de daaropvolgende zin was voor hem geleidelijk aan steeds belangrijker: “Maar nu sprak de Heer, die mij vormde tot zijn dienstknecht, nog voor mijn geboorte, om Jacob naar Hem te laten terugkeren, want Hij wilde Israël verzameld zien (...): Het is voor U te gering om mijn dienstknecht te zijn, om Jacobs stammen op te richten (...). Ik stel U aan om een licht voor de volkeren te zijn, mijn heil moet reiken tot in de uithoeken van de aarde. Dat Gods heil alle mensen zonder onderscheid wil bereiken, en dat Hij, Jezus, ertoe was geroepen om een licht voor de volkeren te zijn en om die boodschap aan de ganse wereld te verkondigen, dat inzicht lijkt mij in Jezus van Nazareth, bemiddeld door de teksten van Jesaja, steeds meer te zijn gegroeid.
Hier voel ik een beetje van datgene wat Jezus gedacht, gevoeld en bewogen kan hebben. En juist daarom vind ik deze teksten zo waardevol. Ze zijn niet alleen Gods woord, ze brengen me ook dichter bij de mens Jezus van Nazareth. Ze laten mij een beetje vermoeden welke antwoorden Hij in zijn leven heeft kunnen vinden. Daarenboven berichten ze ook van de hoop, die Hem moet hebben gedragen. Want in de liederen over Gods knecht wordt ook gezegd dat die knecht doorboord zou worden omwille van onze misdaden, waardoor Jezus een vermoeden kon hebben wat Hem te wachten stond. In die teksten vond Hij ook de zin: “Maar de Heer vond welbehagen in zijn gedode knecht, Hij redde Hem die zijn leven als zoenoffer had gegeven.” In dat bewustzijn, met die zinnen in zijn hoofd, is Jezus mogelijk naar Jeruzalem gegaan. Uit dergelijke zinnen heeft hij misschien de kracht geput om Goede Vrijdag tegemoet te gaan; Ik geloof dat ik hier iets kan aanvoelen van die Jezus van Nazareth, zoals hij zo’n 2000 jaar geleden in Palestina leefde.
Vergeleken met de voorstellingen die ik als kind had, en vergeleken met de beelden die ik uit diverse filmproducties ken, is dat misschien zeer beperkt en zeer weinig. Maar het is zeer menselijk. Het is het beeld van een God die werkelijk mens is geworden, in alles aan ons gelijk, en die met dezelfde onzekerheid naar morgen en overmorgen toeging als waarmee ik mijn toekomst tegemoet ga. Het beeld van een God, die me zo nog meer nabij is, als Hij het tot nu toe ook reeds was. Amen.