In de bongerd naast ons huis liepen drie Hollandse witte geiten, raszuiver.
Echte melkgeiten, eigenwijs en alles opvretend wat op hun weg kwam, inclusief de stripboeken waarmee je af en toe in de bongerd lag te lezen.
Maar verder lieve dieren met een hoge aaibaarheidsfactor.
Het was prachtig om te zien als ze weer lammerden.
De oren nat als ze er net uitkwamen, een moedergeit die ze schoonlikt, en op wiebelende poten zoeken ze hun weg naar de melk.
Ze kunnen zo klagend mekkeren als de moeder te ver uit de buurt is.
En aanhankelijk als je ze zelf de fles geeft.
Een lammetje, onschuldig, lief, weerloos, overgeleverd aan de boze buitenwereld als het geen moedergeit heeft, een boer of een herder die voor haar zorgt.
`Zie, het lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt.' Zijn de eerste woorden van Johannes als hij Jezus op hem toe ziet komen.
Een eerste ontmoeting, en de woorden zijn dan ook meer dan zo maar een toevallige eerbetuiging.
Het is eerder het motto van de manier waarop Jezus optreedt.
Zie, het lam Gods.
Kijk eens, daar, die man.
Het lam.
De naam van het meest weerloze, aaibare en onschuldige dier dat je maar kunt verzinnen krijgt Jezus opgeplakt.
De Messias, de Gezalfde, de Godsman waarop iedereen staat te wachten komt niet als een koning, maar als een dienaar, Hij komt niet als een leeuw maar als een lam.
Zoals de profeet Jesaja honderden jaren daarvoor al gezegd had over een lijdende dienaar van God: Hij werd mishandeld, maar hij onderging het gedwee zonder protest; als een lam dat ter slachting geleid wordt, als een schaap voor zijn scheerders zweeg hij (Jes 53,7).
Het is niet zo maar een lam; voor ons westerse mensen heeft een lammetje nogal een knuffelkarakter.
Maar lammetjes, zeker de eerstgeboren lammeren, werden ook gebruikt om een offer te brengen aan God.
Een offer, het kostte je een deel van je vee, en je gaf het aan God terug uit dankbaarheid, maar ook letterlijk werd het gedood, en bedekte het bloed van de lammeren de altaren.
Een letterlijk en een geestelijk offer, waarin je je verzoent met God, waarin je de band met God steviger, hechter maakt, door een deel van jezelf aan Hem te geven.
Zoals met Pasen de lammeren geslacht worden en het vlees gegeten wordt als een herinnering aan de nacht waarop het Joodse volk moest vluchten uit het land van slavernij.
Het bloed van de geslachte lammeren aan de deurpost van de Joden was een teken dat God hen zou sparen.
Aan de ene kant dat lam, wachtend voor de slachtbank.
Aan de andere kant, de zonde van de wereld.
Niet de zonden van de wereld, maar `de zonde', enkelvoud.
Heel de ellendige situatie waarin we ons bevinden en waaruit we niet los kunnen komen; dat de ene mens een wolf is voor de anderen, dat de een de ander het licht niet in de ogen gunt, van zelfverrijking van enkelen tegenover verarming van zo velen, het welbewust kwetsen van de ander om maar het gevoel te krijgen dat jouw leven er wel toe doet.
Die wereld, die wereldzonde, die wil hij dragen.
Het Lam, Jezus zelf, wordt verbonden met de zonde van de wereld door het weg te dragen.
Zo zou je het woord voor `wegnemen' ook kunnen vertalen, als `wegdragen'.
Hij draagt als het ware al wat kwaad is met zich mee.
God brengt zelf dit offer.
Het is niet zo maar een uitwisseling van lam tegenover zonde waaraan wij geen deel hebben.
Het lam tegenover de zonde van de wereld is ook een motto, en een opdracht voor ons.
Een lammetje is niet veilig tussen de wolven, aan onschuld, weerloosheid en geweldloosheid valt weinig eer te behalen.
Maar daar ligt het juist; Jezus breekt de heilloze keten van iedere keer weer met gelijke munt betalen, een keten van geweld en haat dat opnieuw geweld en haat, nog meer, oproept.
Jezus draagt ook onze zonde weg als wij kappen met die kringloop.
Zo worden wij uit de slavernij van het kwaad bevrijdt en worden wij door zijn Geest gedoopt, opnieuw geboren.
Zie, het lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt.
Zie, laten wij Gods schapen zijn die vrede, rechtvaardigheid, barmhartigheid deze wereld indragen