Wat ons al eerst opvalt is dat het geloof nooit direct als een ster uit de hemel valt. Ons geloof groeit door heel eenvoudige menselijke gebeurtenissen en vaak door mensen die ons de weg naar Jezus gewezen hebben. Voor de eerste leerlingen is het Johannes de Doper die hun Jezus aanwijst: zie daar gaat het Lam Gods. Als wij vandaag als gelovigen samenzijn dan is het omdat duizenden mensen voor ons reeds in de Heer geloofd hebben en in zijn Naam medemensen gediend hebben. Zij hebben de fakkel van het geloof, die zij van hun ouders ontvangen hebben, verder gegeven aan kinderen en kleinkinderen in de hoop dat deze op hun beurt het geloof weer verder geven aan anderen. Johannes de Doper was voor de eerste leerlingen een wegbereider voor Jezus. Zo zijn er nu mensen die wegbereiders, wegwijzers zijn en ons zeggen: zie naar Jezus.
Opvallend in dit verhaal is ook dat Jezus iedere leerling persoonlijk roept: kom en zie. Elke roeping berust op een persoonlijke ervaring, een ontmoeting met de Heer Jezus. Hij zegt tot iedere geroepene: "Niet gij hebt Mij uitverkoren, maar Ik u." God roept ons. Vooraleer wij Hem kennen zijn wij door Hem gekend. Vooraleer wij kunnen opzien naar Jezus heeft Hij zijn oog reeds op ons laten vallen, zoals we in een lied zingen: "De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en getogen, Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht." Geloven kan ik slechts als ik zelf eerst door de Heer aangesproken wordt: wat, wie zoekt ge? Je wordt niet gelovig met een reeks boeken over Jezus te lezen, met vele getuigenissen over Jezus te horen, als Jezus zelf je niet aanspreekt: kom, volg Mij. Lezen over Jezus is nog niet meegaan met Jezus en praten over Hem is nog niet leven vanuit Jezus. Vergeten we nooit: geloven is een gave, een genade. Geloof kunnen we nooit anderen opleggen en wij kunnen nooit gedwongen worden te geloven. Jezus zelf doet dat niet. Hij geeft geen bevel, Hij nodigt uit: kom!
Tenslotte maakt dit verhaal ons duidelijk dat wanneer iemand ingaat op de uitnodiging van Jezus, hij zelf getuige wordt van Jezus. Hij wordt vervuld van een vreugde die hij niet voor zichzelf kan houden. De eerste leerlingen getuigen: wij hebben Hem gevonden. Andreas roept zijn broer Petrus, Philippus roept Natanaël. De blijde boodschap is als een lopend vuur. Een echte gelovige werkt aanstekelijk. Geloven doe ik voor anderen zodat ze zich aan mij kunnen optrekken. Geloven is altijd gemeenschapsstichtend.
Zeker zijn er vele wegen om tot het geloof te komen, maar het geloof blijft een persoonlijke ervaring tussen Jezus en de mens die Hij bij name noemt.
Misschien zijn wij ook gelovig geworden vanuit de traditie, vanuit het levend voorbeeld van onze gelovige ouders, maar eens komt voor ieder van ons het ogenblik dat alleen de persoonlijke verhouding met Jezus ons verder voeren kan. "Kom en zie. Alleen als het ‘geroepen worden' tot een persoonlijke ervaring met de Heer gegroeid is zal het ons de mogelijkheid en de zekerheid schenken om, zoals de eerste leerlingen, bij Jezus te blijven...