We worden omgeven door ruïnes van allerhande initiatieven, projecten en programma's. Oost-Europa is er op massale schaal een voorbeeld van. Kaartsystemen en computers zitten vol met begonnen en afgeknapte projecten. Zelfs de belangrijkste initiatieven vallen soms zomaar weg. Vaak is het omdat ze te veel bleven afhangen van een persoon. Neem het werk van Moeder Teresa met de armsten van de armen in onze wereld, van Calcutta tot Washington DC. Zelfs haar bewonderaars en bewonderaarsters vragen zich vaak afof haar werk wel door zal gaan na haar dood. Is het niet te veel gebonden aan haar persoon en haar persoonlijke invloed?
Het is een verschijnsel dat ook kerken treft. In de Verenigde Staten is er het voorbeeld van iemand als Jimmy Bakker, met miljoenen volgelingen, die alles voor hem over hadden, en die zich nu verraden en in de steek gelaten voelen. Het is moeilijk na zo'n ervaring ook nog maar iemand te vertrouwen. Over de hele wereld zijn er steeds nieuwe initiatieven, missies, inspiraties en bewegingen. Maar wat blijft er van over?
De volgelingen van Johannes worden hier op hun manier met diezelfde problematiek geconfronteerd. Ze hadden zich met hart en ziel aan die ruige, sympathieke onheilsprofeet toegewijd. Maar nu Jezus op het toneel verschijnt wordt hun geestelijke leider, waarop zij al hun hoop stellen, duidelijk onrustig over zijn leiderschap. Hij wil dat doorgeven. Hij wil er van af. Hij verwijst hen naar Jezus. Zijn leerlingen moeten van hem wel de indruk gekregen hebben - hoewel hij dat niet met evenveel woorden zei - dat het allemaal een vergissing geweest was. Johannes zelf geeft er ook blijk van dat hij het niet allemaal begrijpt, als hij later een stel van zijn volgelingen naar Jezus stuurt om op opheldering te vragen. Maar als hij een vergissing is, zijn ze dan zelf niet te naïef geweest?
Het is niet leuk te horen dat de man die je zo vertrouwde je doorstuurt naar een ander. Bovendien: wie verzekert je dat ook die weer niet een doorgeefluik naar een ander blijkt te zijn? Van het kastje naar de muur, van Pontius naar Pilatus, van de ene instantie naar de andere. Wat heb je daar op de duur aan?
Daarom is het misschien goed op een woord in deze tekst te letten. Het woord ‘blijven'. Johannes zegt tegen zijn leerlingen van Jezus niet alleen dat hij de geest als een duif op hem zag neerdalen. Hij herhaalt tot twee maal toe dat hij zag hoe die geest op hem bleef rusten. Het was niet alleen een neerdalen, en het eventjes begeesteren of zo. Het is iets dat blijft.
Dat woord ‘blijven' is een favoriet van Johannes de evangelist. Hij gebruikt het Griekse woord voor dat blijven - menein - maar liefst veertig keer in zijn geschreven werk! Johannes benadrukt op die manier, dat het met die geest niet is als met wat dan ook in het menselijke leven. Praktisch al het menselijke is vergankelijk. Zelfs liefde kan verkeren. Maar die goddelijke geest is een werkelijkheid die blijft. Het is een werkelijkheid die niet alleen op een speciale manier in Jezus aanwezig is, maar in iedere christen, en in iedere mens. Het is vanwege die blijvende geest die op Jezus blijft rusten dat hij iemand wordt die je absoluut kunt vertrouwen. Hier is iemand die je daarom nooit in de steek zal laten, en die dat dan ook eenvoudigweg zegt: ‘Ik zal steeds bij jullie zijn.' En die dat kan zeggen onafhankelijk van wat er dan ook mag gebeuren. Hoewel we het hier bij Johannes vinden is het eigenlijk het grote thema van de evangelist van dit liturgische jaar, Matteüs: ‘God met ons'.
Als we wat verder lezen dan de tekst voor deze lezing, komt dat woord menein - blijven - nog eens voor. Nadat Johannes tot tweemaal toe aan zijn leerlingen gezegd heeft, dat ze in Jezus definitief alles zullen vinden wat ze aanvankelijk bij hem zochten, zijn er twee die onmiddellijk besluiten Jezus na te lopen. Terwijl ze achter Jezus aan lopen, keert die zich om, en zegt: ‘Wat willen jullie?' Ze vragen hem waar hij woont, en hij zegt: ‘Kom mee en zie voor jezelf.' Ze gaan met hem mee, zien hem bij hem thuis, en ze blijven bij hem...