Maar laten wij nu even kijken naar deze vrouw, waarvan wij kunnen leren wat eigenlijk geloven is. Deze vrouw hoort dat Jezus in het gebied van de heidenen gekomen is, zij loopt Hem achterna, zij klampt zich letterlijk aan Jezus vast en roept hartverscheurend: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David'. Zij ziet Jezus niet als Jood, maar als de Verlosser, die gekomen is voor heel de wereld. En Jezus zegt geen enkel woord. Dit zwijgen is de proefsteen van het geloof. De leerlingen houden dat zwijgen van Jezus niet uit en dringen er bij Hem op aan, haar weg te sturen. Maar deze heidense vrouw, die houdt het zwijgen wel uit, zij geeft het niet op, zij geeft plaats aan Gods zwijgen. Zij blijft hardnekkig in haar geloof in Jezus. Daarna ontstaat een tweegesprek en worden de argumenten aangevoerd waarom God schijnbaar een voorkeur zou hebben voor het Joodse volk. Die argumenten moeten zwaar aangekomen zijn, alleen voor de Joden, het is niet goed het brood voor de honden te werpen. Deze vrouw wordt bij dit scheldwoord nog niet bitter, zegt niet: ‘Nu is de maat vol, ik hoef toch niet alles te slikken' nee, de vrouw geeft zelfs toe: ‘U mag uw genezingskracht gerust eerst aan de Joden besteden, maar u mag geen grenzen stellen, er zal van dat onuitputtelijk heil altijd nog wel een beetje barmhartigheid overschieten, dat is voldoende'. Zij gelooft in Jezus en wijst Hem erop dat zijn heil van God uit onbegrensd en onuitputtelijk is. En hier gebeurt het echte wonder: Jezus en de eerste Kerk zien hier een gelovige, die zelfs nog vaster gelooft dan de apostelen. Hoe zou je dan het heil kunnen weigeren aan mensen aan wie God zich zo overvloedig geopenbaard heeft?
Het geloof van deze vrouw is werkelijk groot. Wij zeggen wel: ‘Nood leert bidden', maar dat is toch niet altijd zo. Dikwijls sluiten wij ons op in onze nood, wij klagen de mensen en zelfs God aan, wij worden bitter: niemand helpt me.
Maar deze vrouw is heel anders, zij treedt uit zichzelf, zij spreekt haar lijden tegen Jezus uit, zij laat zich niet ontmoedigen. Omdat zij Jezus kent, verliest zij haar geloof in Hem niet. Het geloof van deze vrouw kan bergen verzetten en kan zelfs de wil van Jezus bewegen.
Moet het geloof van deze vrouw ons niet tot nadenken stemmen? Zeker, wij bidden ook, maar als wij niet dadelijk krijgen wat wij vragen, geven wij de moed op. Als het voor ons nuchter verstand onmogelijk schijnt, bidden wij zelfs niet meer. Wij kunnen zo moeilijk in gebed volharden zoals deze vrouw in haar hopeloze situatie. Groot was haar geloof, omdat ze rotsvast bleef vertrouwen dat bij God de mogelijkheden nooit uitgeput raken, dat zijn barmhartigheid geen grenzen kent. God verhoort ons niet altijd volgens onze wensen, maar wel volgens zijn beloften.