O onpeilbare rijkdom (2011)

 

Kardinaal Luciani werd in 1978 tot paus gekozen in een kort conclaaf met vier stembeurten.  Hij koos de dubbelnaam Johannes-Paulus I en eerde aldus zijn twee directe voorgangers Johannes XXIII en Paulus VI, de pausen van het tweede Vaticaans concilie.( Zie www.albino-luciani.com).   De verrassing om die vlugge pauskeuze leidde tot enthousiaste verklaringen en uitspraken.  Het was de zaterdag van het weekend van de eenentwintigste zondag met lezingen uit het leesjaar A.  Bepaalde commentatoren gebruikten de tekst van de tweede lezing om hun verrassing en dank te verwonderen (o.a. Koning Boudewijn): “O wonderlijk zijn uw wegen.”

Drieendertig dagen later stierf deze glimlachende paus plots in de nacht.  Alweer was God ondoorgrondelijk in zijn wegen.

Gods raadsbesluit, wij kunnen er niet bij (Wijsheid 9,13-18).  Als christenen mogen wij geenzins als noodlot beschouwen wat ons overkomt.  Wij hebben geen fatalistische opvatting van God en de geschiedenis.  Wij hebben de toekomst niet in handen, al is ze ons toevertrouwd.  Wij geloven dat God het geluk van de mensen wil bevorderen en ons leidt doorheen de wisselvalligheden. 

Paulus heeft drie hoofdstukken lang nagedacht over de verhouding tussen christenen en joden en daarbij zijn pijn verwoord over de scheiding.  Toch blijft hij hoopvol voor de toekomst, waarin God zijn beloften aan joden en heidenen vervult.  Paulus gebruikte het beeld van de olijfboom, de knotsige boom, al eeuwenoud, waaraan telkens nieuwe loten opschieten en andere kunnen op geënt.  Paulus beëindigt zijn lange beschouwing met een lofzang , een hymne op Gods wijsheid.  Het is het sluitstuk op zijn tekst over de verhouding joden en heidenen.  Er steekt vaart in zijn lied dat eindigt met een doxologie: Alles is bij God.  De doxologie bij het eucharistisch hooggebed is erop geïnspireerd.  Niet de mens is het centrum, wij zijn op God gericht door Jezus in de heilige Geest.

God is opperste bron van kennis en wijsheid.  Onze verwondering is de eerste stap daartoe.  Wij staan in bewondering voor wat de mens kan doen en schrikken over wat hij kan misdoen.  Verwondering leidt tot begeestering en dank.  Wij veel leren van kinderen, hoe ze bewonderen en zich kunnen verwonderen.  Wij mogen dit wonder in ons nooit doden.

Verwondering sluit het onderzoek niet uit.  De mens kan veel doorgronden, waarover wij ons dan alweer kunnen verwonderen.  Een beetje kennis verwijdert van God; veel kennis leidt naar Hem.  Wat de mens ontdekt, verkleint de schepping niet.  Door de machtige sterrekijker (Hubble) weten we meer over ons zonnestelstel.  Wij zijn vol bewondering bij die beelden.  Pater Johan Van Calbergh voegde bij een pps over deze sterrekijker een tekst van Hans Küng uit diens werk Wat ik geloof: "

"In een Schepper van de wereld geloven betekent slechts in een beredeneerd vertrouwen beamen dat wereld en mens niet onverklaarbaar blijven als het om de diepste oorsprong gaat.  Dat wereld en mens niet zinloos vanuit het niets in het niets geworpen zijn -geen chaos, maar kosmos: omdatg ze in God, hun oorsprong, grondlegger, schepper, hun eerste en laatste geborgenheid vinden.  Wat een vreugde dat niets me tot dit geloof dwingt.  Ik kan er in alle vrijheid voor kiezen! 

Het geloof in een scheppende grond der gronden verandert mijn positie in de wereld, mijn instelling tegenover de wereld  Het verankert mijn grondvertrouwen en concretiseert mijn Godsvertrouwen.  Het vraagt echter ook praktische consquenties: mijn verantwoordelijkheid nemen voor anderen en mijn omgeving en mijn wereldlijke taken met meer ernst, meer hoop en een groter realisme tegemoet treden” (H. Küng Wat ik geloof, p.191) 

 

God is anders dan onze berekeningen.  Onze godsbeelden zijn vaak heel vlak.  Wij schuiven huiver en schroom naar de achtergrond.  God is het heilig mysterie van Vader, Zoon en Geest.  Eeuwenlang is deze Paulus-tekst gebruikt op het feest van de Drieëenheid.  Zo is het gebleven bij de Lutheranen.  Het Volksmissaal van Affligem gaf vologende commentaar bij dit epistel: “Alhoewel wij met een onwankelbaar geloof het groot geheim der H.. Drievuldigheid belijden, moeten wij toch onze onmacht bekennen en met de H. Paulus vol bewondering uitroepen, dat de goddelijke raadsbesluiten ons verstand te boven gaan.” Ongeveer hetzelfde in het Brepolsmissaal: “Wij moeten met een onwrikbaar geloof het onbegrijpelelijk geheim der H. Drievuldigheid belijden.”  Of Paulus er al het dogma uitdrukte, dat latere concilies formuleerden?

 
God, wie ben jij ?
“Jij bent de toekomst, machtig morgenrood
over de vlakten van de eeuwigheid,
het kraaien van de hanen na een nacht van tijd,
de metten en de dauw, de jonge vrouw,
de vreemde man, de moeder en de dood.
 

Gedaante die haar omtrek nooit behoudt,
die altijd eenzaam uit het noodlot vlagt,
die onbejubeld blijft en onbeklaagd,
en onbeschreven als het ruwe woud.
 

Jij bent van ieder ding het diep begrip,
het zwijgend woord dat in zijn wezen woont
en zich aan anderen steeds anders toont:
aan ’t schip als kust en aan het land als schip
” (R.M Rilke, Het getijdenboek Vertaling Piet Thomas).

God, wie ben jij?
Paus Albino Luciani schreef als patriarch van Venetië een brief aan Trilussa, Carlo Alberto Salustri, een Romeins dialectdicher (1871-1950) en sprak met hem over de kern van het mysterie. 
Het geloof, aldus Albino Luciani, is geen romantische wandeling over het nachtelijk bospad, maar een tocht die soms moeilijk, soms dramatisch, en altijd mysterieus is.  ’t Is zelfs al moeilijjk geloof te schenken aan andere mensen door op hun woord aan te nemen wat zij beweren.  De scholier hoort zijn leraar zeggen dat de aarde 148 miljoen kilometer van de zon verwijderd is.  Hij zou dat wel ‘ns willen controleren, maar hoe?  Dus waagt hij ’t er maar op, die uitspraak in goed vertrouwen te aanvaarden: ‘De leraar is een eerlijk en geleerd man, we zullen ons dus maar op hem verlaten!’ 

Of een moeder vertelt haar jongen van zijn kinderjaren en welke offers zij zich heeft moeten getroosten om hem gezond en wel groot te brengen, en zegt dan: ‘Geloof je me?  En zul je niet vergeten hoeveel ik uit liefde voor jou gedaan heb?’ – ‘Hoe kan ik dat weigeren te geloven’, antwoordt de jongen, ‘en ik zal doen wat ik kan om de liefde waard te zijn die je mij betoond hebt!’  Behalve vertrouwen, moet die jongen ook tederheid en liefde in zich laten ontwaken; zo alleen kan hij komen tot echte overgave en toewijding voor het leven. 

Het geloof in God is iets dergelijks: het is een kinderlijk ‘ja’ tot hetgeen verteld wordt en tegelijk tot Hem die het vertelt.  Wie dit ‘ja’ zegt, moet niet alleen vertrouwen hebben, maar ook tederheid en liefde, en moet zich voelen als een klein kind en erkennen: ‘Ik ben niet iemand die alles weet, die in alles het laatste woord heeft, die alles onderzoekt  Al zou ik overigens met waterdichte laboratoriumproeven tot de wetenschappelijke zekerheid willen komen, hier moet ik het stellen met de zekerheid, niet van fysieke en mathematische aard, maar met een van gezond verstand en algemeen–menselijke redelijkheid.  En dit niet alleen: als ik me aan God toevertrouw, weet ik óók dat ik Hem mijn hele leven moet laten doordringen, richten en veranderen’ (Albino Luciani, Paus Johannes – Paulus I, Brieven aan beroemde mensen, p. 35-36)