24e zondag door het jaar A (2011)

Een week geleden kwam het opnieuw in het nieuws. Het was in het kader van de enquête bouwfraude. Een jaar of wat geleden was er in de bouw al een behoorlijke fraude aan het licht gekomen, die voor een aantal miljoenen werd afgekocht. Daar werd toen flink  schande van gesproken, zo komen de grote jongens gemakkelijk weg en de belastingbetaler trekt aan het kortste eind.

 

Een ander bericht, wat langer geleden, was dat iemand zijn werkgever voor vele miljoenen had opgelicht. Hij had geld doorgesluisd naar een privé rekening en daarvan onderhield hij een zogenaamde “vriendin”. Maar bovendien was hij gokverslaafd, zodat de rest opging in het Casino. Hoe moet je zo iemand straffen? Wij Nederlanders zeggen: ‘Van een kale kip kun je niets plukken.’

Waar we ook schande van hebben gesproken, een poos geleden, dat zijn de topsalarissen. Niet zozeer van de tennissers en de voetballers, maar van de topmanagers, met name van bedrijven waar het niet goed gaat. Miljoenen euro’s zijn ermee gemoeid.

 

En vandaag ook zo’n soort verhaal in het Evangelie. Jezus beschrijft een man die waarschijnlijk een groot deel van het vermogen van zijn heer, over de balk heeft gegooid. Hoe en waarmee, wordt niet toegelicht. Maar het is er heel stevig aan toe gegaan, aangezien hij een schuld heeft opgebouwd van omgerekend zo’n zes miljard euro. Dat is zesduizend miljoen, een zes met negen nullen.

Kunt u zich voorstellen hoe je zo’n schuld opbouwt? Stel dat er in de krant staat, de Nederlandse staat scheldt KPN of de spoorwegen, zes miljard euro kwijt. Ik denk dat er een flinke rel ontstaat, alsof ze beloond worden voor wanbeheer.

 

Zo is het plaatje wel duidelijk. Waar gaat het om? Zoals in veel parabels, dient die barmhartige heer als vergelijking met God. En de man die zijn heer zoveel schuldig is, dat zijn wij. Jezus zegt dit tegen zijn leerlingen, inclusief ons. Hoe kan dat nu? Hoe kan God ons nu vergelijken met een man die zijn heer zes miljard euro schuldig is. Zo slecht leven wij toch niet, zoveel kwaad doen we toch niet?

 

Je kunt met dit Evangelie natuurlijk meerdere kanten op. Je kunt jezelf een gigantisch schuldgevoel aanpraten. Kijk maar hoe Jezus tot ons spreekt. Wij zijn God ons leven schuldig, wij zijn God de dood van zijn Zoon schuldig, wij zijn God het eeuwig leven schuldig en al onze verkeerde daden. Hoe kunnen we dat ooit vergoeden of aflossen of op wat voor manier terugbetalen, ons eigen leven zou lang niet genoeg zijn.

 

Toch is dit Evangelie niet bedoeld om ons een schuldgevoel aan te praten. Wel om ons in alle nuchterheid te laten weten hoe onze verhoudingen tegenover God zijn.

En hoe is het met God? Kunt u zich voorstellen dat God mensen zo’n schuld zou vergeven? Bent u van binnen soms niet een beetje boos, bij de gedachte dat God een moordenaar vergeeft, en noem nog maar wat ergere dingen, alles wat we in de kranten lezen wat mensen elkaar aandoen, wat mensen kinderen aandoen, wat kinderen hun ouders of grootouders, mannen aan vrouwen en omgekeerd aandoen. Hoe voelt u zich bij de gedachte dat God hen zou vergeven?

 

Misschien hebt u zelf iemand in de kennissenkring, familiekring, werkkring, in de buurt, op de club, in de kerk, in het verkeer en waar dan ook, waar u een gloeiende hekel aan hebt, zonder meteen het woord haten te gebruiken, maar misschien past het er wel bij. En dan eraan denken dat God die persoon vergeeft. Hoe voelt u zich bij die gedachte?

Vergeven is moeilijk, vergeven lijkt soms heel onrechtvaardig, goedkoop, gemakkelijk, ‘dat is toch geen oplossing, straks doet hij het weer’.

 

Maar het wordt vaak al heel anders wanneer het om ouders en hun kinderen gaat, om man en vrouw, als er sprake is van echte liefde. Dan kun je vaak heel veel incasseren, over heel veel dingen heen stappen. En doordat je over en weer elkaar vergeeft, groeit er een klimaat van verdraagzaamheid en oprechte onderlinge waardering.

 

We gaan verder met dat verhaal van Jezus. Kunt u zich de opluchting van die man voorstellen? Zes miljard kwijtgescholden. In gedachten had hij de verkoop al gezien van zijn huis, zijn vrouw als slavin bij een ander, zijn kinderen als slaven verkocht, hijzelf ook als slaaf of in de gevangenis. Zo staat hij ervoor en nu ineens, hij is op zijn knieën gevallen, heeft gebeden en gesmeekt en daar staat hij. Vrij, de hele schuld is hem vergeven.

 

Is die heer niet ongelooflijk barmhartig, te gek eigenlijk? Een heer die zijn hart laat raken door de smeekbede van deze man. En daar zit de sleutel van Gods Koninkrijk. Want zoals de koning is, zo zouden de onderdanen moeten zijn. Zo’n mild hart, zo’n vergevingsgezindheid, die houding van vergevende liefde, dat is echt koninklijk.

 

Hoe had het verhaal daarna óók kunnen klinken? De man ging opgelucht naar huis om zijn vrouw en kinderen het heuglijke nieuw te vertellen. Onderweg kwam hij een van zijn knechten tegen die hem zeshonderd denarieën schuldig was. Dat is ongeveer zestigduizend euro, een honderdduizendste van zijn eigen schuld. Hij zei tegen hem: ‘Weet je nog wat je me schuldig bent?’ “Ja, natuurlijk”, zei de man, “maar alstublieft, heb geduld met mij en ik zal u alles terug betalen.” Maar de eerste man zei lachend: “Laat maar, vandaag is mij een schuld van zes miljard kwijtgescholden, zo scheld ik jou ook je hele schuld kwijt. Kom op, we drinken een biertje op de goede afloop.”

 

Wanneer wij ons bewust zijn van Gods vergevende liefde, dan kan er een milddadigheid in ons hart groeien die weldadig is voor anderen en voor onszelf. Wanneer wij zelf de wetten van de barmhartigheid hanteren, dan zullen wij eens geoordeeld worden volgens diezelfde wetten van barmhartigheid. Maar wanneer wij de wetten van recht en vergelding hanteren, dan zullen ook die wetten eens van toepassing zijn op ons, op het ogenblik dat wij onder het oordeel vallen.

 

Zeventig maal zeven maal, dat is steeds maal altijd. Zo groot is God in zijn altijddurende vergeving. En Gods Koninkrijk is nabij, wanneer wij Hem in zijn mildheid en vergevende liefde navolgen. Amen.