Doodslag in de wijngaard (Mt 21,33-43)

De opwarming van de aarde heeft een weerslag op de wijnbouw. Deze verschuift meer naar het noorden. In de middeleeuwen waren er wijngaarden in Vlaanderen en deze keren op sommige plaatsen terug.

Een druivenlaar roept verwachtingen op naar goede vruchten. De wijnstok is het vooruitzicht van een goed glas wijn dat volgens de psalmist en anderen het hart van de mens verkwikt (ps. 104, 15-35).

Onbezorgd zitten onder de wijnrank en de vijgenboom geeft een gevoel van vrede en rust. “Zolang koning Salomo leefde, konden de inwoners van Juda en Israël, van Dan tot Berseba onbezorgd onder hun wijnrank en hun vijgenboom zitten” (1 Kon. 5,5). De machtigen zijn echter geneigd om meer in te palmen. De profeet Samuel was weinig geneigd om voor Israël een koning te zoeken. “Uw vruchtbaarste landerijen, wijngaarden en olijfgaarden zal hij u afnemen en toewijzen aan zijn hovelingen” (1 Sam 8,14). Dit gebeurde op brutale wijze door de hebzucht van koning Achab en zijn echtgenote Izebel, die beslag leggen op de wijngaard van Nabot (1 Kon. 21). Hebzucht leidt tot moord.

Oorlogen verstoren de vrede, wijngaarden werden en worden verwoest. Het was een zware periode in Israël bij het einde van de ballingschap. “We hebben onze akkers, wijngaarden en huizen moeten belenen om de belasting aan de koning te kunnen betalen. En nu onze akkers en wijngaarden in het bezit van anderen zijn, moeten we onze zonen en dochters als slaaf verkopen” (Neh., 5,4-5). Er was heel wat sociale onlust, en die was er ook tijdens de Romeinse bezetting. De wijngaard, waarover Jezus in zijn parabel spreekt, was een grote goed aangelegde wijngaard, verpacht aan meerdere wijnbouwers in een zwaar sociaal beladen klimaat.

Het lied van Jesaja

De zorg voor de wijngaard was een goed beeld om de zorg van God voor zijn volk Israël uit te drukken (psalm 80). Israël is zijn wijngaard, aan de welke hij al zijn zorg besteed heeft. Jesaja roept het op in het lied van de wijngaard. Dit lied is bij de profeet deels een danklied en deels een rouwlied. Het lied klinkt als een klacht en een aanklacht omdat het volk niet beantwoordt aan wat de Heer ervan verwacht. Omdat de wijngaard enkel wilde vruchten voortbrengt en geen druiven, wordt deze vernietigd.

Spanning in Jeruzalem

Wij hebben met Mattheus al een lang stuk weg afgelegd. Met zijn verhaal van het evangelie brengt hij ons vanuit Galilea in Jeruzalem. De evangelieteksten voor de laatste maanden van het leesjaar A zijn daar te situeren. Het wordt de moeilijkste periode in het leven van Jezus. Zijn optreden bij de tempel, waar hij alle kopers en verkopers het tempelplein weg joeg lokte reactie uit, alsook de wonderen die hij verrichtte onder de zieken. Jezus geraakt in discussie met de priesters (Mt. 21,15.23), en de Schriftgeleerden (Mt. 1,15), nadien met de oudsten van het volk (Mt. 21,23). Hij komt in conflict met de Farizeeën (Mt. 22,15) en de aanhangers van Herodes Mt. 22,15). In die gespannen sfeer haalt hij parabels aan, waarin hij zijn tegenstanders duidelijk viseert. Gelijken ze niet op de eerste van de twee zonen, die niet ingaan op de vraag van de vader om in zijn wijngaard te gaan werken? De oudste zoon zegt ja, maar hij volbrengt niet wat de vader van hem verwachtte. Zij verspelen aldus de kans om in het rijk van de Vader binnen te gaan.

In de tweede parabel gelijken ze op de pachters van de wijngaard. Zij eigenen zich toe wat hen niet toekomt. Ze zijn niet bereid om op de gestelde tijd de opbrengst af te staan aan de heer van de wijngaard. Zij doden zijn gezanten, ja zelfs de zoon van de eigenaar om zich zo de wijngaard toe te eigenen. Jezus heeft ongetwijfeld dit lied van Jesaja en de vermaning van de profeet voor ogen wanneer hij in discussie treedt met de hogepriesters en de oudsten van het volk. Hij denkt aan wat hem zelf te wachten staat.

Het is een allegorie over de geschiedenis van het volk dat het verbond van God niet opvolgde. Het heeft niet geluisterd naar de profeten, het heeft hen de rug teruggekeerd. Wanneer Jezus, als laatste profeet en als zoon van de koning, naar hen toekomt wordt hij gedood.

Een nieuw aanbod

In het lied van Jesaja laat God uiteindelijk zijn zorg voor de wijngaard varen. Deze vervalt. In de parabel van Jezus is er een nieuw aanbod. De misdadigers zullen gestraft worden, maar er komen andere pachters., Volgens de parabel van de twee zonen zijn dit de tweederangsburgers In de ogen van de welstellende zijn deze tweederangsburgers tollenaars, mensen met een zwaar verleden. Deze hebben zich hebben bekeerd, zij hebben Jezus ontmoet. Zij zullen voortaan in de wijngaard werken. Ook zij zijn bedreigd door het gevaar om zich de vruchten toe te eigenen en het algemeen welzijn te vergeten.

In tegenstelling met Jesaja spreekt Jezus over een nieuwe kans voor de wijngaard. God wil verder werken met nieuwe pachters, dit zijn christenen uit het jodendom en christenen uit de heidenen. Maar Hij blijft verder houden van het volk dat Hij het eerst heeft bemind. Het volk van het Nieuwe Verbond is en blijft geestelijk verbonden met de stam Abraham. De Joden blijven, volgens de apostel Paulus, omwille van de aartsvaders steeds “bijzonder dierbaar aan God, die geen berouw kent over zijn gaven, noch over zijn roeping” (Concilieverklaring Nostra Aetate, 4).

“De Kerk werd door de hemelse wijnbouwer geplant als een uitgelezen wijngaard. De ware wijnstok is Christus. Hij geeft leven en vruchtbaarheid aan de ranken, die wij zijn: door de Kerk blijven we in Hem, zonder wie wij niets kunnen zijn (Joh. 15,1-5)” (KKK 755). De Heer van de wijngaard verwacht van de nieuwe wijnbouwers dat zij hem “de opbrengst op de vastgestelde tijd zullen afdragen” (Mt. 21,33).

Vruchten voor het gemeenschappelijk huis

De wijngaard staat niet alleen voor Israël en voor de kerk. Het gaat over de ganse mensheid. God heeft de mens aangesteld over zijn tuin. Wij hebben deze te veel verkaveld. Wij hebben er muren in gebouwd om mensen te scheiden. We lijden onder hen die nooit genoeg hebben, die gelden van de gemeenschap opstrijken en misbruiken. In de parabel, die Jezus vertelt, is de hebzucht bron van veel geweld. Wanneer we enkel aan onszelf denken en aan het behoud van onze welstand, versperren wij voor anderen de toegang tot meer humaniteit. We houden vluchtelingen tegen aan de Europese grenzen, Mexicanen aan de Trump-muur en Palestijnen in de buurt van Jeruzalem.

Allen zijn we verantwoordelijk voor ons gemeenschappelijk huis. We moeten daarbij denken aan de komende generaties. Jezus doet een oproep om goede vruchten voor te brengen en om ze toe te vertrouwen aan de heer van de wijngaard opdat zij de ganse mensheid ten goede komen. Paulus omschrijft deze vruchten nader. Hij vestigt “onze aandacht op al wat waar is; al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient” (Fil., 4,8).

Het zijn vruchten die we met anderen mogen delen en waardoor we de wereld schoner maken. God is liefde. Hij nodigt ons uit om te werken in een open levendige wijngaard met vruchten van geloof, hoop en liefde. “Een besloten wijngaard kan verwilderen en wilde vruchten voortbrengen. Wij zijn geroepen zo een wijngaard te verlaten en ons in dienst te stellen van broeders en zusters, die niet met ons zijn. Wij laten ons wederzijds aansporen om overal, veraf en op moeilijke plekken, de wijngaard te zijn van de Heer” (paus Franciscus, angelus, 8 oktober 2017).

Het vers voor het evangelie zegt duidelijk wat Jezus van ons verwacht. Het komt uit zijn afscheidsrede: “Ik heb u uitgekozen om op tocht te gaan en vruchten voor te brengen die blijvend mogen zijn” (Joh. 15,16).