Broeders en Zusters

 

 

Christenen zijn eigenaardige mensen. Zij bidden om wat een mens doorgaans niet vraagt. In de gebedswake voor de vermoorde priester Robert De Leener (+ 2005) zongen de aanwezigen:

Neem mijn leven, Heer, neem mijn leven.

Dat mijn leven een gebed mag zijn.

Neem mijn leven, Heer, dat mijn leven op uw leven mag gelijken.

Neem mijn handen, neem mijn hart.

Neem mijn dood dat mijn sterven op uw sterven mag gelijken.

Robert werd gewurgd door een man, aan wie hij in het parochiehuis onderdak had verleend. Hij was sterk begaan met Ziekenzorg van de Christelijke Mutualiteit in het Franstalig landsgedeelte. Hij was lid van de priesterfraterniteit Charles de Foucauld (+1914). Daarom bad de gemeenschap met de woorden van de in Tamarasset vermoorde kluizenaar:

Vader,

Ik verlaat mij op u.

Doe met mij wat u behaagt.

Wat je ook met mij doet,

Ik zeg u dank.

Ik ben bereid tot alles..

Ik aanvaard alles zo uw wil zich in mij voltrekt en in alle schepselen.

Ik verlang niets anders.

Het menselijk verlangen gaat meer naar zelfbehoud dan naar overgave. Wij worden geboren met de vraag: “is er een plaats voor mij?” Wij willen iets te betekenen hebben.

Een jongetje was in zijn opstel voor Vaderdag heel fier over zijn vader. “Hij kan de hoogste berg beklimmen en de diepste oceaan overzwemmen. Hij kan het snelste vliegtuig besturen en de sterkste tijger bevechten. Mijn vader kan alles! Maar meestal doet hij niets anders dan vuilnisbakken ledigen” (De Druivelaar 11.06.05). Dit laatste is nochtans een belangrijk werk. Er zijn veel beroepen die niet hoog scoren, maar zo nuttig voor de samenleving.

Dienen

Christenen, eigenaardige mensen naar het voorbeeld van Jezus van Nazareth, die niet gekomen was om gediend te worden, maar om te dienen. Jezus mocht zich Heer en Meester noemen. Hij gaf zijn leerlingen het teken van de voetwassing.

Jezus bevrijdt ons van het streven naar bezit, macht en eer (avoir, pouvoir, valoir). Eerzucht, heerszucht en hebzucht schaden een christelijke gemeenschap. In het pastoraal werk moeten wij voortdurend onze motieven uitzuiveren en klaar stellen voor wie wij het doen.

Jezus zag in zijn omgeving dat mensen zich graag op het voorplan stellen. Hij merkte dat hun daden niet overeenstemden met hun woorden. Dit ergerde hem. De overeenkomst tussen wat een mens zegt en wat hij doet is in alle tijden moeilijk. De profeet Malachia verwijt de priesters van zijn tijd dat ze van de weg zijn afgeweken. Priesters in  tempeldienst waren uit op eigenbelang en kozen voor zich de beste stukken. Een aantal onder ons kennen nog de oude volksuitdrukking: “de pastoor zegent zichzelf het eerst”.

In de gemeenschap, van waaruit Matteüs schrijft, steken diezelfde misbruiken de kop op. Vandaar dat hij teruggrijpt naar het woord van Jezus. “Wie de grootste onder u is, moet dienaar zijn.”

Broeders en zusters

Jezus laat ons delen in zijn droom van een gemeenschap van broeders en zusters. Elke hervorming heeft deze droom overgenomen. De Poverello van Assisi had op een korte tijd een groep mannen om zich, die ‘mindere’ broeders wilden zijn.  Ignatius startte in een kapel op Montmartre met zeven compagnons. Charles de Foucauld stelde een regel op voor een gemeenschap van kleine broeders en zusters. Jaren na zijn dood kreeg die droom gestalte in kleine gemeenschappen van mannen en vrouwen, die op een bescheiden wijze bij kwetsbare groepen wonen. De gemeenschap van Tibériade (Lavaux Ste Anne) heeft een grote uitstraling door de eenvoud van de broeders en de zusters, die er leven met het vertrouwen van de mussen uit het evangelie. Roger Schutz wou in 1940 al beginnen met een gemeenschap van broeders.

“Opgelet: Gemeenschap kan gevaarlijk zijn”.  Deze waarschuwing hing in een informatiestand over sekten.  Een religieuze gemeenschap is in gevaar, wanneer zij vergeet dat Christus de Heer is en wanneer een leider zich te gemakkelijk met de Heer vereenzelvigt.

Op het gedachtenisprentje van pater Remi Van De Walle (+1993) staan ‘meditaties van een theoloog.’ Zijn gebed begint als volgt: “God, zo dikwijls spreek ik over U. Nooit heb ik namens U willen spreken. Weerhoud mijn lippen, wanneer ik dit ooit zou willen wagen. Het veiligst voel ik mij wanneer ik spreek tot U.”

Op het tweede Vaticaans concilie heeft Mgr. J.E. De Smedt het klerikalisme samen met het triomfalisme aangeklaagd. Een aantal voorrechten zijn sindsdien afgeschaft, de titulatuur vereenvoudigd, eretekens verminderd. De positie van de kerk is in het Westen gewijzigd. Zij kreeg slagen wegens fouten en misbruiken van haar bedienaren. Ze groeit tot meer deemoed.

Van de verantwoordelijken in de kerk wordt veel zelftucht en 'zuiverheid van intentie' gevraagd om ieder klerikalisme te overstijgen. De Kerk mag geen loutere afspiegeling zijn van de wereld want die is niet zonder zondige misgroei. Eerder moet zij een zgn. 'contrastgemeenschap' vormen. Christenen zullen zondige vervormingen van het samenleven onderkennen, corrigeren en voorkomen.

Deemoed

In 1971 schreef paus Benedictus, toen nog professor in Regensburg: “Uit de tegenwoordige crisis zal een Kerk te voorschijn treden, die veel verloren heeft. Ze zal klein worden en in vele opzichten helemaal opnieuw moeten beginnen. Veel gebouwen uit de tijd van de hoogconjunctuur zal ze niet meer kunnen vullen. Met het getal van haar aanhangers zal ze ook veel voorrechten in de maatschappij verliezen. Het zal een verinnerlijkte Kerk zijn, die niet prat gaat op haar politiek mandaat en net zo min flirt met links als met rechts. Ze zal het zwaar hebben. Want het proces van kristallisatie en zuivering zal haar menige goede kracht kosten. Ze zal zichzelf arm maken, een Kerk der kleinen worden. De ontwikkeling zal des te moeilijker zijn, omdat ze zowel dient te waken tegen sektarische bekrompenheid als tegen brutale eigengereidheid” (Joseph Ratzinger, De toekomst van het geloof.  Een eerlijke probleemstelling, Lannoo, 1971, p. 103-106).

Paulus met zijn moederlijke zorg voor de jonge gemeente van Thessalonica kan ons begeleiden op deze weg.