Wat je voor een van de geringste doet (Mt. 25,40).

 

Het gaat niet om wat jij zegt

Maar om wat ik begrijp….

Deze zin staat in sierschrift op de muur van een vergaderzaal.

Het is wellicht bedoeld voor de spreker om er op te wijzen dat hij of zij moeten spreken zodat de anderen hem of haar verstaan en begrijpen wat ze zeggen.

Het is evengoed gericht naar de aanwezigen in de zaal, om zich in te spannen om het verstaan wat wordt gezegd en ook wel om iets te doen met wat men ervan begrepen heeft. Gewoonlijk neemt men zaken op zoals men zelf ingesteld is.

Over rondtrekkende missionarissen?

Jezus heeft veel gesproken. Met de rede over het laatste oordeel eindigt de vijfde reeks grote toespraken. Wanneer hij sprak in gelijkenissen was het niet altijd zo duidelijk wat hij bedoelde. In deze allerlaatste toespraak, vooraleer de lijdensweek een aanvang neemt, is Mattheus heel duidelijk. Hij bewerkt een toespraak van Jezus. Zij bevat vier dialogen over de werken en diensten, die gedaan zijn of niet gedaan werden.

Het zou kunnen dat de gemeenschap van Mattheus aanvankelijk heeft gedacht aan het lot van de christenen, de rondtrekkende missionarissen en aan het onthaal dat zij kregen. Ze hebben honger en dorst gekend, ze werden opgesloten in de gevangenis. Jezus looft allen die hen hebben onthaald, zoals hij al eerder in de zendingrede had gedaan en gezegd: “Wie u opneemt, neemt Mij op” (Mt. 10,40).

Maar toch mogen wij de verwijzing verruimen naar alle die in nood zijn en aangewezen op hulp en aandacht van medemensen. Dit is nu ook de meest gangbare uitleg. De broeders en de zusters van de Mensenzoon zijn alle noodlijdende mensen op deze aarde, zowel niet christenen als christenen

Werken van barmhartigheid

Tot vier maal toe horen wij een reeks situaties waarin Jezus zich laat ontmoeten, al hadden zijn toehoorders daarvan geen besef. Het is de reeks van wat wordt genoemd de ‘werken van barmhartigheid’. Deze zijn geen christelijk monopolie. Het is geen kwestie om hier het stokpaardje van de werken te berijden die ons in de hemel zullen brengen. De werken die opgesomd worden kunnen in elke cultuur en bij elke religie gedaan worden.

Dit is het verrassende van deze toespraak dat mensen goede dingen hebben gedaan of nagelaten te doen en dat ze niet wisten dat Jezus ermee verbonden was. In het evangelie weten zij die het goede doen niet dat ze daarmee Jezus benaderden. Wij moeten het goede niet doen omwille van Jezus, maar moeten weten dat hij zich identificeert met de arme. Wij moeten het goede doen omwille van de medemens die in nood is.

Maar nu wij Jezus hebben horen zeggen dat hij zich verbindt met elke mens, die hongerig is, dorstig, gevangen, naakt, ziek, verscherpt onze aandacht. We hebben daardoor een dringender reden om met hen begaan te zijn. Niet om daarvoor beloond te worden, maar om de mens in zijn menswaardigheid te bevorderen.

Koning en herder

De toehoorders van Jezus hadden minder moeite dan wij met het decor dat Mattheus oproept en met de beelden die hij gebruikt. Hij laat hem optreden als Mensenzoon, als koning en herder. De pracht en de macht van koningen liggen ver achter ons. En een herder komt al even vreemd voor, al geeft de profeet Ezechiël er een mooie beschrijving van. Geen manager, maar een man en vrouw van zorg. God zelf is de zorgzame herder:

Ik zal mijn schapen weiden.

Ik zal ze laten rusten

Het vermiste schaap ga ik zoeken,

Het verdwaalde breng Ik terug,

Het zieke geef ik weer kracht

en het gezonde en sterke blijf ik verzorgen” (Ez. 34,16).

De eerste lezers van het evangelie van Mattheus beseffen en aanvaarden dat Jezus optreedt als rechter, dat hij oordeelt en beslist, dat hij een scheiding tot stand brengt. Mattheus heeft het evangelie nooit voorgesteld als een gemakkelijke weg. Hij heeft zijn lezers laten aanvoelen dat de deur eens zal en dat niet iedereen binnen kan. Bij hem is er geen sprake van een algemene verzoening op het einde.

Uit de woorden van Paulus zouden wij dat nog kunnen verhopen. In de koninklijke stoet, die Paulus oproept, mogen allen optrekken die Christus toebehoren en zal God alles in allen zijn (1 Kor. 15,23. 28).

Een rechter tussen en bij armen en zwakken

Wat de tekst wil meegeven is dat Jezus als koning plaats neemt bij de kleine. Dit is het meest opvallende. Hij is een ongewone koning. Hij sterft aan het kruis en krijgt een gouden kroon opgezet.

Een theaterstuk van de Koreaanse dichter Kim Chi-Han gaat over de met goud gekroonde Christus. Het is een cementen beeld van Jezus aan een kerk in Korea. Dicht bij het beeld zitten bedelaars. Een priester en een handelaar komen voorbij. De politie wil de bedelaars wegjagen. Een van de bedelaars begint met het beeld uit te schelden en hij tracht de gouden kroon te stelen. Daarop gaat het beeld aan het wenen. Het bedankt de bedelaar. “Je hebt mij uit mijn gevangenis bevrijd. Neem de gouden kroon mee. Een doornen kroon is voor mij genoeg. Neem het goud en verdeel het.”

De dichter, die tijdens de dictatuur in het gevang kwam, laat het toneel eindigen met de terugkeer van de priester, van de commerçant en de agent. Zij nemen de bedelaar vast en pakken de kroon. Jezus wordt opnieuw een blok plompe steen. Neen! Hij wordt opnieuw mens tussen de armen en de marginalen. Zijn menswording gaat verder. (Ulrich Luz verwijst naar dit verhaal in zijn uitstekende commentaar op het evangelie van Mattheus).

Christus wordt elke dag opnieuw geboren:

in de kinderen, achter gelaten in de hospitalen;

in de ouderling die zijn eenzaamheid niet meer aankan;

in de werkloze die het noodzakelijke niet bezit voor zijn gezin;

in de moeder die alleen zwoegt om haar kinderen op te voeden,

in de jongere die geen luisterbereidheid vindt bij ouderen;

in de vreemdeling die zijn documenten niet in orde krijgt.

In hen wordt Christus geboren en voor hen kwam Hij openbaren dat God Vader is” (Zuster Margriet Amant, oud-missionaris in Venezuela).

Doen wat Jezus zegt

Mensen maken oorlog
kinderen lijden honger
of zwerven over straat
maar onze mooie woorden
zullen toch niet maken
dat het overgaat

Het gaat niet om mooie praatjes
wie er goed is en wie slecht
praatjes vullen geen gaatjes
we moeten doen wat Jezus zegt
doen wat Jezus zegt

Zorgen voor de zwakken
delen met de armen
dienen als een knecht
vluchtelingen helpen
treurenden vertroosten
doen wat Jezus zegt
Het gaat niet om mooie praatjes ...

Trouw zijn in de liefde
durven te vergeven
dienen als een knecht
opstaan tegen onrecht
hongerigen voeden
doen wat Jezus zegt

Het gaat niet om mooie praatjes ...

Rikkert Zuiderveld

We zijn het jaar van de barmhartigheid niet vergeten. Op vele manieren zijn hedendaagse vormen van werken van barmhartigheid in het licht gesteld. Er verandert veel zo wij de wereld bekijken met de ogen van de kleine, de geringe.

Heinrich Bullinger (1504-1575), was de opvolger van Ulrich Zwingli, de Zwitserse reformator. Zijn vader wou dat zijn zoon zou gaan bedelen, niet omdat het gezin te kort had. Hij wou dat zijn zoon op die wijze het ongelukkig lot van de armen zou kennen en daardoor met liefde en respect met hen zou omgaan.

“Als je een aalmoes geeft, moet je hem zo geven alsof je hem zelf ontving” (Een vaderspreuk, geciteerd bij Benoît Standaert, Spiritualiteit als levenskunst, Alfabet van een monnik). Veel verandert wanneer we ons inleven in de situatie van een vreemdeling, een vluchteling, een arme, een zieke.

Het oordeel over de volkeren houdt de opdracht in om te werken aan gerechtigheid en vrede en dit vanuit een structurele aanpak.

Voor een christen gaat het wel over wat Jezus zegt. Nemen we zijn woorden ernstig? Wat doen we ermee in een wereld met zoveel ongelijkheid, waar de sterken regeren en zo velen naar de rand geduwd worden?

Antoine Rubbens