Levensgeboden (2014)

Levensgeboden wijzen de richting aan naar echt menselijk geluk waarin je steeds nog kan groeien” (Geloofsboek, p. 150).

Groei van het geweten

Een Russisch politicus was bekend en misschien berucht om zijn ‘njet’, zijn ‘neen’. Hij zou in een internationaal organisme slechts één keer “ja” hebben gezegd. Die keer wanneer de voorzitter onzeker was over diens interventie en hem vroeg of hij wel ‘njet’ had gezegd en de Rus antwoordde: ‘ja’ ik heb ‘njet’ gezegd.

Neen zeggen is onsympathiek. De neen-zegger is een dwarsligger, niet vatbaar voor compromis.

Nochtans, onder een neen kan een ja schuilen. Met een neen kan ik opkomen voor goede waarden. Soms is het ‘neen’ mijn enig protest en een sterke morele kreet.

In een gezin met kleine kinderen valt nu en dan een ‘neen’. Soms als een kreet om te beletten dat het kleine kind iets kwaads zou doen, zich zou bezeren of kwetsen. Het kordate neen kan nodig zijn. Geleidelijk zal een kind tijdens zijn groeifase leren en inzien waarom iets niet kon en mocht.

Een mens botst in zijn morele en ethische ontwikkeling op geboden en verboden. Hij kan ze onderhouden en opvolgen omwille van de straf of de beloning, of om zich te schikken naar de gangbare gebruiken. Hij kan ze opvolgen omdat hij zelf van binnenuit hun waarde ontdekte.

Normen zijn richtingwijzers. Ze bestaan omwille van de mens. Om deze te beschermen en te laten groeien samen met anderen. Geobsedeerd door een grens, vergeten we dat nog zoveel andere wegen open kunnen liggen. Wat is de zin van een verbod? Het is het afsluiten van een bepaalde weg, maar het is tevens ruimte laten voor veel andere wegen.

Een autobestuurder kreeg een bekeuring omdat hij het rode verkeerslicht had genegeerd en was doorgereden. “Heb je dat rood licht niet gezien?”,vroeg de agent. “Ja toch”, zei de chauffeur, “maar jou heb ik niet gezien!’ Het volwassen geweten is in dit voorbeeld zoek.

Om leven te redden

Het evangelie van de zesde zondag (Mt. 5,17-37) stelt ons driemaal voor een neen. Jezus herneemt drie geboden uit de Joodse wet: ‘Gij zult niet doden; Gij zult geen echtbreuk plegen; Gij zult geen valse eed doen.”

Driemaal staat het ik voor een verbod. Er wordt een beperking gesteld aan drift en agressie, aan de wil om alleen te heersen over leven en dood en om alles naar mijn hand te zetten. Zo dit alles omgebreideld mag geschieden, is elk samenleven onmogelijk. De mens is niet zo goed als de eeuw der verlichting ons wou doen geloven. Waar komt de samenleving terecht als het leven niet geëerbiedigd wordt, als elk seksueel verlangen moet vervuld, als het gegeven woord om de haverklap ingetrokken wordt.

De mens verdraagt met moeite een dubbelganger. Zo kwam een kaskade van geweld in de wereld. Deze moet gestopt, vandaar het krachtig neen.

Het geweten van een mens komt niet vanzelf tot ontluiking. Het moet wakker gemaakt worden. Verbod en gebod kunnen daarbij helpen. Bij het uitvechten van stammentwisten bijvoorbeeld diende de spiraal van geweld ingedijkt te worden. Anders leiden wraakacties naar steeds grotere vormen van vergelding en tenslotte naar uitroeiing.

 

Zo staat een oud gebod in de bijbel bewaard: ‘Een oog voor een oog, een tand voor  een tand, een wond voor een wond, een striem voor een striem” (Ex. 21,24-25). Dat lijkt ons heel vreemd. Maar in feite wilde men aldus het spontane geweld inperken: ‘niet verder gaan in de vergelding dan het aangedane onrecht” (Tov,, een geloofsboek voor jongeren, Patmos, 1989, p. 61).

De tien woorden uit de bijbel die we vooral onder hun verbodsvorm leerden kennen, zijn gericht op het leven. Ze zijn geloofsgeboden en levenswetten. Het geloofsboek bevat verhelderende bladzijden over deze positieve kijk op de levensgeboden (Geloofsboek, p. 149).

De wereld vertoont in het derde millennium veel barsten en scheuren omdat wij ons niet richten naar deze levenswetten. Terrorisme, moord, oorlog, ontrouw, corruptie bewijzen het elke dag.

De radicaliteit van Jezus

Gelukkig zijn er mensen die deze levenswetten ernstig opnemen, die ze verfijnen en verdiepen, die deze in daden omzetten. Het volstaat immers niet het verbod “gij zult niet doden” te onderhouden. Wij moeten tevens de kwaliteit en de waardigheid van het leven bevorderen om alles wat mensonwaardig is te bannen.

Jezus vroeg zelfs nog meer. Hij radicaliseerde de wet door ze bij het hart van de mens te brengen. Hij wekte de fijngevoeligheid voor het leven, voor de trouw en het ware, daar waar onze gedachten en onze gevoelens ontstaan. Hij deed een beroep op het innerlijke van de mens, op zijn inzicht, op zijn gemoed, op zijn hart.

Jezus was zelf de geweldloze. Zijn ja was ja. Hij was de getrouwe. Wie zo leeft, staat dikwijls alleen. Jezus, de geweldloze, werd vermoord, mensen hadden vals tegen hem getuigd en zijn vrienden hadden hem verlaten.

Wie de levenswetten radicaal van binnenuit wil beleven, voelt zich eenzaam en is dikwijls alleen. Hen wordt verweten niet verder te denken dan de tien geboden! Mensen met een fijngevoelig geweten hebben het niet zo gemakkelijk.

Dit is geen reden om de woorden van Jezus te verzwijgen. Door ja te zeggen op zijn geboden, deze van de Tora en dan later dit over de liefde, doen wij wat de Heer behaagt. Wij redden ermee het leven van mensen.