Wat Jezus zegt over het onderhouden van de Wet tot en met het allerkleinste punt, tot en met de kleine jota kan verrassen. Dit is zeker zo bij wie een beeld over Jezus heeft, die loskomt en losstaat van het jodendom. Zo is er wel over hem gedacht, zowel binnen als buiten Israël. Maar dan vergeten wij dat christenen en Joden geënt zijn op dezelfde stam..
Het is zowel voor Joden als christenen van belang dat zij beide goed beseffen dat Jezus een zoon van Israël is, gevoed en gevormd door het geloof in Jahweh, de God van Israël en van alle volkeren. In de dialoog van Joden en christenen zoeken we naar wat verbindt. Wij hebben een gemeenschappelijk erfgoed.
Jezus is niet gekomen om op te heffen, maar om te vervullen.
Het ene grote gebod
Heeft hij zelf gans de wet met haar voorschriften en verboden onderhouden? Hij heeft zelf meegegeven dat de mens geen slachtoffer mag zijn van de Wet. En wanneer hem gevraagd werd naar het voornaamste gebod heeft hij er een gegeven, dat alles samenvat: “Bemin God bovenal en de naaste als u zelf” (Mt. 22,34-.40). Voor hem hangen aan deze twee geboden heel de Wet en de Profeten. Wet en profeten zijn voor Jezus de uitdrukking van de wil van God. Die wil hij vervullen en tot voltooiing brengen.
Mattheus heeft er zeker veel aan gedaan om in zijn beeld over Jezus diens verbondenheid met de Wet en de Pofeten in het licht te stellen.
Geen tegenstelling, maar verdieping
In de Bergrede horen we Jezus tot zesmaal toe zeggen: “Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd…, maar ik zeg u.” Het zijn zes tegenstellingen, antithesen. In plaats van ze te bekijken als tegenstellingen is het aangewezen deze uitspraken van Jezus te zien als het radicaliseren, dit is verder gaan naar de wortel. Het is verfijnen en verdiepen.
Zie het kwaad dat in jou steekt aleer je de kwade daad stelt. Een mens zondigt niet eerst door wat hij doet, maar reeds in dat wij hij denkt en voelt. Jezus gaat verder dan wat algemeen gezegd en gedacht wordt. In de nieuwe Bijbelvertaling horen we Jezus zeggen: “Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: ‘Pleeg geen moord…En ik zeg zelfs: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht” (Mt. 5,21-22).
“Jezus’ commentaar legt de wortel van de Thora bloot, doet ons begrijpen waar het levenssap van de Thora vandaan komt. Tegelijk wil hij het consequent leven volgens de geboden tot in de wortel doortrekken, en daarom klinkt zijn commentaar in de oorspronkelijke zin van het woord veel radicaler dan het naakte voorschrift. Hij vertrekt van het noodzakelijke minimum van de Wet, dat de functie heeft van leidraad om een sociaal en ethische leefbare samenleving op te bouwen. Jezus aanvaardt die functie, maar hij vraagt dat wie werkelijk zijn leerling wil zijn – dat wil zeggen wie werkelijk wil binnentreden in het rijk der Hemelen – verder zou gaan “(Peter Schmidt, Ongehoord. Christen zijn volgens de Bergrede, p. 119).
Jezus geeft een zestal voorbeelden. Zie: wat er gebeurt bij moord en wat eraan vooraf gaat. Het tweede voorbeeld gaat over overspel, het derde over echtscheiding, het vierde omtrent valse eden en beloften, het vijfde over vergelding en het zesde over de vijand.
Telkens graaft Jezus verder door naar de motivatie en pleit hij voor het juiste handelen. Het leidt ons naar de nieuwe gerechtigheid. Het is een weg waardoor wij dichter bij God komen. Jezus rekent vooral op een hart dat aansluit bij dit van God. “Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is” (Mt. 5,48).
Waak op je hart
Jezus wijst op meer dan dat wat toen algemeen werd gezegd. Let op wat in je hart leeft aleer je een daad verricht. In het hart worden plannen gesmeed, groeit aversie. Uit het hart komen woorden die leiden tot daden.
Bij een dispuut tussen Jezus en de Farizeeën over reinigingswetten zei Jezus: “Wat daarentegen de mond uit gaat komt uit het hart, en die dingen maken een mens onrein. Want uit het hart komen boze gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster. Dát maakt een mens onrein, niet eten met ongewassen handen” (Mt. 15, 18-20).
Niet de uiterlijke daad is maat aangevend, maar de innerlijke houding, het hart. “Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven” (Spreuken 4,23).
Mocht de wereld leven en geleefd hebben naar de Bergrede, wij zouden een andere wereld hebben. We kunnen al ons voordeel doen met te letten op enkele aanduidingen. Zo waarschuwt Jezus ons voor impulsief handelen en spreken. Neem tijd om te reageren, wanneer je broer of zus, wanneer je medemens wat tegen jou zou hebben.
Er wordt geklaagd over de taal en de aanvallen langs hedendaagse media, over pesterijen, stalken langs mals, Sms. Een geschil met een concurrent wordt onmiddellijk naar meerderen doorgestuurd. "Indien iedereen wist, wat iedereen over iedereen zegt, dan zou iedereen over iedereen zwijgen."
Wat al zo moeilijk was ten tijde van de heilige Filippus Neri die aan een vrouw, bedreven in kwaadsprekerij, de opdracht gaf eerst een kip te pluimen en nadien al deze pluimen op te rapen, zo is het nu ook zo moeilijk om helemaal goed te maken wat door boosheid is aangericht.
Hoe goed is het wanneer ons woord betrouwbaar is. Dat wie ja zegt het ook meent en het opvolgt. Wat Jezus zegt over ons ja en ons neen, dit heeft hij zelf beleefd. Daardoor mocht de apostel Paulus over Jezus deze mooie uitspraak doen: Jezus was niet ‘Ja en Neen.’ In Hem was slechts ‘Ja’ (2 Kor. 1,19).