- De eerste en echte viering van de H. Eucharistie is Witte Donderdag. Daar ligt haar begin. – Doch aangezien deze dag in de rouwsfeer van de vooravond van Goede Vrijdag valt, heeft men in de 13de eeuw deze herdenking een feestelijk karakter willen geven met Sacramentsdag, na de afsluiting van de Paastijd. Dit onder impuls van de H. Juliana v. Cornillon, van wie de biechtvader paus Urbanus IV werd, die het feest instelde. De Kerk kende toen een echte doorbraak van de devotie van Christus’ werkelijke en unieke aanwezigheid in het heilig Brood. In dezelfde eeuw schreef de H. Thomas v. Aquino de overbekende eucharistische hymne “Adoro Te” .
- De Heilige Eucharistie is het sacrament waarin heel het verhaal van Gods gevende liefde voor ons op unieke en intense wijze wordt samengevat als in een kostbare diamant. - De laatste achtergrond van ons bestaan, de kern van ons geloof is dat God pure zelfmededeling is. Het is alsof Hij bestaat en enkel kan bestaan door lief te hebben. Hij is liefde, Hij is mateloze zelfgave. Dit is overigens het geheim van de heilige Drieëenheid, dat we vorige zondag hebben gevierd: de zelfgave van de Vader in zijn Zoon Jezus en in de zending van de Geest. De schepping heeft God gedroomd in dienst van de mens, opdat de mens godvormig zou worden, en deelgenoot van Gods intiemste leven. Voor altijd. Dat is wat wij courant de vergeving der zonden noemen, of de verlossing. “De glorie van God is de levende mens; maar het leven van de mens is God te zien.” (H. Ireneus v. Lyon) - Juist dit geheim wordt ons aangeboden in het diepe van de H. Eucharistie :
1. Het kan opvallen dat het evangelie van deze dag niet de instellingswoorden zijn van het Laatste avondmaal. Dat was op Witte Donderdag evenmin. - Johannes is de enige evangelist die deze instellingswoorden niet vertelt. In de plaats biedt hij ons drie teksten die deze kostbare Jezuswoorden omkaderen, en de diepte ervan naar boven halen:
(a) Daar is vooreerst Jezus’ rede over het Levende Brood, na de indrukwekkende broodvermenigvuldiging, waarvan een fragment vandaag in het evangelie. Jezus wordt in tegenstelling met het materiële manna van Israël in de woestijn (Deut. 8, 16; eerste lezing) en in tegenstelling met de brandoffers van de Joden, zelf voedsel van eeuwig leven, hetzij deelname aan Gods leven. De tekst getuigt van een verregaand realisme. Jezus hamert het voortdurend in: “Als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u…” En: “Wie dit brood eet zal in eeuwigheid leven.”(Joh 6,53-58). De Joden begrepen de ernst van Jezus’ woorden: vandaar hun reactie, en ook leerlingen trokken zich hiervoor terug (Joh 6, 66).
(b) Op Witte Donderdag hoorden we het verhaal van de voetwassing. Jezus geeft zich totaal in de ondergeschikte dienstbaarheid van de slaaf, die zich neerbuigt voor de leerlingen. Hiermede verwees Jezus naar de Lijdende Dienaar van God, door Jesaja voorspeld, als teken van totale gegevenheid, die openbloeien zal op het kruis, en die present wordt gesteld in de Eucharistie.
(c) En de derde omkaderende tekst is het hoogpriesterlijk gebed van Jezus op de avond voor zijn lijden. Het is als een bijzonder eucharistisch hooggebed: “ Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw Zoon opdat de Zoon u verheerlijken mag. Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om eeuwig leven te schenken…” (Joh 17, 1-2)
2. Pas in het licht van deze teksten begrijpen we de diepte en de draagwijdte van Jezus’ instellingswoorden, die we vandaag in de consecratie terugvinden:
- Jezus nam het brood, en zei: “ Dit is mijn lichaam … Dit is de Kelk van mijn bloed…” - Het is meer dan een puur symbolisch spreken, zoals een profeet een kruik breekt als teken dat de stad zal vergaan. Brood en wijn worden aangewezen. Brood en wijn zijn er aanwezig.
- Hij brak het Brood en gaf het aan zijn leerlingen: “Neemt en eet… Drinkt allen hieruit…” De leerlingen moeten het opnemen. Er gebeurt daar een osmose, een overdracht van leven. Ze moeten binnentreden in Jezus’ mysterie; ze worden deelgenoten van zijn geheim.. Markus legt er de nadruk op: “ allen hebben eruit gedronken.” (Mk 14,23) - We worden één lichaam met Christus en ook onderling (I Kor 10,16-17; tweede lezing).
- Bij Matteus lezen we meteen “tot vergeving van zonden” (Mt 26,28). Dit betekent juist : tot ons heil, tot onze omvorming in Hem. Matteus legt de diepe intentie van de Eucharistie uit.
* Wie binnentreedt in dat mysterie, is uitverkoren. Maar uitverkiezing betekent Jezus’ volgen. Het is zijn weg te gaan. Wie zich laat opnemen in de H. Eucharistie is bereid zich te laten omvormen tot Hem, aan Hem gelijk te worden, en dus een leven te leiden van zelfgave in liefde naar anderen toe, tot opbouw van het lichaam dat de Kerk is. Dat is het risico wanneer we bewust en gelovig de H. Communie ontvangen. Maar daar ligt ook onze ware zelfrealisatie. Wie zich geeft, lukt. Het mysterie van ons mens-zijn behoort tot het mysterie van God zelf. Het geheim van de stervende graankorrel: “ Als de graankorrel in de aarde valt en sterft, brengt hij veel vrucht voort… En wie zijn leven prijsgeeft, zal het ten eeuwigen leven bewaren.” (Joh 12, 24-25) - Amen