We leefden in de hoop (2011)

 

Emmaüs, nu daagt de morgen.

Emmaüs, nu wijken zorgen.

Emmaüs, de Heer is daar.

Emmaüs, waar branden de harten.

Emmaüs, waar verdwijnen de smarten.

Jezus, de Heer, Hij is dichtbij en houdt met ons het maal der liefde.

 

Dit is een povere vertaling van een Duitse tekst, die hing of nog hangt in de kerk van Emmaüs.  Er zouden een vijftal plaatsten in aanmerking komen voor het bijbelse Emmaüs.  Handschriften geven twee verschillende afstanden.  Volgens de ene 160 stadiën, volgens de andere 60.  Dit laatste getal zou overeenkomen met twee uur stappen voor 11 km.  Dit kan in een zelfde dag zonder al te grote moeite worden gegaan.

Stappen, onderweg zijn, dat komt veel voor in elk evangelie.  Vooral het evangelie van Lucas is als één lange tocht naar Jeruzalem.  Zijn laatste hoofdstuk is er een samenvatting van en geeft in het kort de grote ommekeer weer die zich bij twee leerlingen heeft voorgedaan.  “Bij het begin zijn deze alleen; op het einde staan ze alweer zonder Christus.  Zowel bij het begin als het einde denken zij over hun herinneringen na.  In het begin van het verhaal verwijderen ze zich van Jeruzalem.  Bij het slot ervan keren ze terug.  Aan deze gewijzigde richting beantwoordt een ommekeer in hun gemoedstoestand.  Op het onbegrip, de wanhoop, het isolement volgen herkenning, hoop en gemeenschap” (F. Bovon, Evangile de Luc, IV, p. 437).

 

De tocht terug is nooit zo lang geweest.
Jeruzalem een puin, de droom verdroomd.
Alwat men in de oude Schriften leest
is tevergeefs, voor altijd weggehoond.

De mijlen naar hun oude dorp doen pijn.
Twee volgelingen gaan vermoeid hun weg
van dagelijks brood en amper samenzijn,
bedroefd om alles wat hun werd ontzegd.

"Te klein is uw geloof in de profeten."
Alleen hun oren zien, ze houden halt,
vernemen wat men nooit meer kan vergeten
en vragen: "Blijf bij ons, de avond valt." (Patrick Lateur).

 

Emmaüs is de plaats die we bereiken door “de neevlen van de nacht” (F. Timmermans), na een gaan doorheen ontgoocheling.  Deze komt voor in het huwelijksleven, in het maatschappelijk gebeuren, in een priesterleven.

 

We waren zelf nog jong; het concilie nog maar pas verleden.  We droomden van Gaudium et spes, over de kerk in de wereld van deze tijd, van Lumen gentium, over Christus als het licht voor de volkeren.  We droomden van geëngageerd geloof, van een sociaal bewogen kerk, van openheid en verdraagzaamheid.  We ontdekten opnieuw ‘blijde’ boodschap en kerk als nieuw begin, Gods Geest als levende kracht.  Jeruzalem niet louter als ‘hemelse’ stad, maar als ideaal voor hier en nu voor het volk van God.  Rome – de ‘heilige stad’ als ‘het nieuwe Jeruzalem’ – was een bruisende stad van evangelische inspiratie voor de wereld van morgen!  En dan… die na-conciliaire ontgoocheling, versnippering, verwarring…  Ben ook ik - en zo velen van mijn generatie – dan, zoals die eerste Jezus-volgelingen, die andere weg gegaan, de weg naar Emmaüs?  De weg naar het gewone, het doodgewone leven? ‘Secularisatie’, noemden we dit.  Jeruzalem de rug toegekeerd, ontgoocheld doen wat elkeen doet” (Vicaris Stefaan Van der Kelen bij de start van het Emmaüsproject in de Scholengemeenschap van Zottegem).

 

In zijn homilie bij veertig jaar priesterschap zei deken Flor Brondeel op 5 juli 2009: “Wat een moed, of overmoed bij die 17 jonge mannen van 24 jaar, die op 5 juli 1969 priester werden gewijd!!!  De maatschappij en de kerk maakten in de veertig jaar, die sindsdien verliepen, een enorme verandering mee: wij voelden ons aan de ene kant uitgedaagd en verantwoordelijk voor de ommezwaai.  Eerst renden wij vooruit om eens dat wij voorsprong genomen hadden wat af te remmen.  Beweging en tegenbeweging roepen elkaar op.  Zo gaat dat in het leven.  En anderzijds liep alles toch anders, dan wij konden vermoeden.  Hoe ouder je wordt hoe sterker het bewustzijn dat je een kleine mens, een onooglijke profeet bent in de evolutie van de wereld en ook van de kerk.  En vandaag ?  Een open toekomst, die gaandeweg wordt ingevuld en waarvan de contouren naar een nieuw evenwicht zich aftekenen

 

De weg naar Emmaüs is er een met woorden en gebaren.  De twee leerlingen lieten toe dat een vreemde zich mengde in hun gesprek.  Deze was geen stoorzender maar katalysator en facilator.  Ze vertellen en luisteren.  Een persoonlijke ontmoeting met een vreemde verandert de blik.  De Ik-gij verhouding is onvervangbaar.  Jezus knoopt aan bij een gemeenschappelijke traditie.  Hij leert hun de Schriften te verstaan.  Toch hebben ze nog niet door wie hij is.  Er is meer nodig.  En dan keren de rollen om.  Zij willen gastheer zijn en worden zelf uitgenodigd.  Gans het verhaal zit meteen in de spanning van “aanwezig – afwezig”.  Hij verdween uit hun midden en hun hart brandt nog vuriger.  Prachtig zijn de tekeningen en de gravuren van Rembrandt over het bijbelse Emmaüs.

In het psychiatrisch centrum Caritas/Melle heeft een afdeling de naam Emmaüs.  Het betreft de daghospitalisatie.  Er hangt in de gang een plaat van de Emmaüsgangers.  Het is een afbeelding van een Romaans kapiteel in de abdij Silos op de weg naar Santiago.  Jezus stapt samen met de twee leerlingen.  Op zijn pelgrimtas staat een Jakobsschelp.  Jezus is zelf de pelgrim.  Hij was tochtgenoot zijn leven lang (A. Denaux, Een vreemdeling in de stad,  Lucas’ narratieve christologie in perspectief in Collationes, 2005).  Met hem zijn christenen ontheemd.  Als vreemdeling komt Jezus tot ons.  “De Heer wilde zien of zij die Hem nog niet als God beminden, Hem tenminste als vreemdeling konden liefhebben” (Gregorius de Grote).  Met deze man zijn de leerlingen aan tafel gegaan.  “Wat betekent dat voor ons”, vraagt Sint Augustinus en hij geeft dit antwoord: “Om de Heer te kunnen herkennen moet u hetzelfde doen als zij.  Ze gaven Hem onderdak.  Als u Hem wilt herkennen, neem Hem dan op als gast. Wat het ongeloof had weggenomen, gaf de gastvrijheid weer terug” (Sermoen. 235,3).  “Leer gasten op te nemen, want daarin wordt Christus herkend.  Of weet u niet dat u, wanneer u een christen opneemt, Hemzelf opneemt?” (Sermoen. 236,2).
 

Waar aan de witte dis

Uw teken wordt beleden
verschijnt Gij- : ‘U zij vrede’
gij Brood – gij Wijn – gij Vis (Ida G. M. Gerhardt).

 

Vanuit die ontmoeting kunnen we naar Jeruzalem terug en vandaar naar andere horizonten, ja naar de plek van elke dag.