4e zondag in de paastijd A - 2014

Zusters en broeders,

‘Ik ben de deur van de schapen’, zegt Jezus. In onze tijd klinkt die woorden waarschijnlijk nogal vreemd. Want schapen en schaapherders en schaapskooien, dat zegt ons wellicht niet veel. Wellicht hebben de meesten onder ons zelfs nooit een herder met een kudde schapen gezien. Misschien wel op tv of in een film, maar ook in het echt? Maar in de tijd en bij het volk van Jezus was dat juist heel goed bekend. Er waren heel wat kuddes en heel wat herders, en gevaar was er ook: voor dieven, rovers of roofdieren die helemaal geen goede bedoelingen hadden. Vandaar dat de kuddes ’s nachts in ruime kooien werden ondergebracht. Een herder hield daar de hele nacht de wacht over alle kuddes van het hele dorp. ’s Morgens kwamen de anderen hun kudde weer halen, en dat moest gebeuren via de enige deur die de kooi veilig kon afsluiten, de deur die de hele nacht bewaakt werd. Het is dus van die deur dat Jezus spreekt. Hijzelf is de deur die veilig is voor schapen en voor herders. Veilig en betrouwbaar.

En die deur, dat is Hij ook voor ons. En dat is goed, want er zijn zoveel deuren in ons leven. Deuren langs waar we de weg van ons leven opgaan. De weg van onze relatie, van ons huwelijk, van ons gezin, van ons samenleven. Is dat een weg die we alleen maar met vreugde kunnen bewandelen, of is het soms, of misschien vaak, een moeilijke, zelfs een onmogelijke weg? Zijn we altijd op die weg kunnen blijven, of zijn we verdwaald geraakt? Misschien omdat we niet door de juiste deur op die weg zijn gekomen, niet door de deur die Jezus voor ons is.

Of de weg van ons beroep, ons werk, onze verantwoordelijkheid: zijn we daar door de goede deur gegaan? Hebben we een goede weg gevolgd, of loopt of liep de weg anders dan we hoopten of hopen, anders dan we wilden of willen. Anders dan we verwachtten door onze inzet van vroeger en van nu?

Of de weg van onze keuzes: welke deur hebben we daar genomen? De deur die alleen maar de weg opent naar bezit, naar rijkdom, naar ontspanning? De weg die geen enkele zijweg kent. De weg die alleen maar kan leiden naar ons eigen genoegen, ons eigen voordeel. Zijn we door de deur gegaan die ons naar deze weg van eigenliefde, de weg naar onszelf heeft geleid? Of hebben we de deur genomen die ook andere wegen opent? De weg die ons bezielt om Jezus’ weg te gaan. De weg die niet alleen naar onszelf, maar ook naar anderen leidt. Naar mensen in nood, naar aandacht voor elkaar, naar mededeelzaamheid en hartelijkheid. De weg naar goedheid en verbondenheid. Zo’n weg. Hebben we die weg gekozen, en nemen we hem nog altijd? 

En ten slotte de deur van ons geloof: hebben we die deur genomen? De deur die Jezus zelf is, de deur die ons leidt naar zijn weg. Naar de weg van edelmoedigheid en vrede, van nederigheid en liefde. Gaan we die weg? De weg van Jezus ? En wie kent die weg beter dan Hijzelf? Hij gaat ons voor op die weg, en dat is de mooiste en de veiligste van alle wegen, want Hij voert recht naar God. En op die weg is Jezus niet alleen onze goede herder, maar ook de beste gids die we maar kunnen bedenken. De gids die ons leidt, die ons voorgaat, die ons behoedt voor dwarswegen. En ook de gids die, als we moe zijn, als we gebukt gaan onder de last van het leven, als we echt niet meer kunnen, ons zelfs draagt. Want Hij is alleen maar een goede herder. En welke goede herder zou zijn schapen ten onder laten gaan?

Zusters en broeders, in de eerste lezing hoorden we hoe zoveel mensen aangegrepen werden door de woorden van Petrus over Jezus. Zo aangegrepen dat ze vroegen wat ze moesten doen. Ze lieten zich dopen in zijn naam, ze wilden zijn weg gaan, en dat konden ze door de gave van zijn Geest. Laten ook wij dat doen: zijn weg gaan door de gave van zijn Geest. En laten we niet vergeten dat Hijzelf de deur is naar die weg. De deur naar leven in zijn liefde en in zijn vrede. Amen.