Geef rekenschap en antwoord aan wie er om vraagt!

Beste vrienden,

Kinderen vragen u toch dikwijls de oren van het hoofd: „Waarom is ijs zo koud?“ – „Waarom is water zo nat?" en „Waarom moet ik opruimen, hoewel ik er helemaal geen zin in heb?“  Kinderen vragen  zo veel dat wij soms geen antwoorden meer vinden. En af en toe zouden we echt wensen dat ze even rust zouden nemen en ophouden met dat gevraag. Ik hoop dat die stille wens nooit in vervulling mag gaan. Niets zou meer fataal zijn als met vragen op te houden. Niet voor niets wordt in Sesam straat gezongen: “Wanneer? Hoezo? waarom? Wie niet vraagt blijft dom!“

Probeert u maar eens iets uit te leggen aan iemand die zich nooit vragen stelt. Iedere leraar of lerares kan daarover meespreken! Vraagt u zich maar eens af hoe het aanvoelt wanneer je voor een klas staat die zich voor niets interesseert, wanneer die klas eerst moet motiveren en moet proberen om toch enkele vragen te laten opkomen. Waar iemand zich geen vragen stelt gaan alle antwoorden de mist in. Aan iemand die geen vragen heeft kan ik ook geen antwoorden geven. Ik kan hem misschien iets opdringen, maar geven kan ik hem niets.

Misschien is het daarom dat veel van de antwoorden die wij in onze tijd in geloofszaken geven zo ongepast en opgedrongen overkomen. Het interesseert ons in Pastoraal en catechese toch eigenlijk niet meer of de mensen zich vragen stellen en welke vragen dat dan wel zijn. Wij gaan er veeleer steeds van uit dat mensen in een bepaalde fase of op een bepaalde leeftijd ook bepaalde vragen moeten hebben. En daarom presenteren wij hen ook al die antwoorden waarvan wij denken dat ze nu zouden moeten gegeven worden.

Wij proberen bijvoorbeeld om alle 12-jarigen vertrouwd te maken met de Geest, en bereiden hen voor op het vormsel, of ze ernaar vragen of niet, en dan staan we telkens weer verwonderd waarom al onze inspanningen dienaangaande zo weinig vrucht dragen, terwijl de mislukking toch eigenlijk al voorgeprogrammeerd was! Aan iemand die geen interesse betoont, die geen vragen stelt, kan ik geen antwoorden geven. Ik kan hem misschien iets opdringen, maar geven kan ik hem niets! Het wordt de hoogste tijd dat wij ons terug bewust worden van die oeroude wijsheid. Wij kunnen het geloof alleen maar doorgeven aan mensen die er ook naar vragen! Maar wij moeten zelf ook helemaal opnieuw een gevoeligheid ontwikkelen voor die vragen die bij de mensen leven. Niet die vragen waarvan wij menen dat de mensen ze zich zouden moeten stellen, maar wel de vragen waar ze mee zitten en die ze zichzelf reëel stellen, daar moeten we antwoorden op geven. Want de kerk geeft heel dikwijls fantastisch goede antwoorden op vragen die vandaag door niemand gesteld werden.

Wij moeten terug gevoelig worden voor datgene wat de mensen werkelijk brandend interesseert, daar heeft onze verkondiging nood aan. Nood – net zoals het Petrus in zijn eerste brief, waarvan we in de tweede lezing een uittreksel hebben gehoord, als richtsnoer voor catechetisch handelen, onovertroffen heeft geformuleerd: “Weest altijd bereid om aan iedereen, die vraagt naar de hoop die jullie vervult, rekenschap en antwoord te geven”. Die ene zin omvat alles!

Petrus stelt hier als voorwaarde dat iemand ons iets vraagt! Waar geen vragen zijn kan ook geen antwoord worden gegeven. Maar wanneer iemand mij iets vraagt, dan moet ik rekenschap en antwoord geven.

En dat geldt niet alleen voor Pastores en vast aangestelde bedienaars van het geloof. De eerste brief van de apostel Petrus legt dat op aan alle gelovigen, aan iedere Christenmens afzonderlijk!

“Weest altijd bereid om aan iedereen, die vraagt naar de hoop die jullie vervult, rekenschap en antwoord te geven”.

Iedereen moet rekenschap geven; het is de plicht van elke gelovige. Elke Christen moet rekenschap en antwoord geven wanneer iemand hem naar zijn geloof en naar zijn hoop vraagt.

Maar daartoe is het nodig dat ik dat kan, dat ik rekenschap en antwoord over het geloof en de hoop die mij vervult kan geven. En rekenschap geven is beduidend meer dan gewoon zeggen: “het is nu eenmaal zo!” Om daartoe in staat te zijn moet ik me intensief met mijn geloof bezighouden, zelf de nodige vragen stellen en ook vragen van buitenaf toelaten, zodat ik in het geloof een niveau kan bereiken van waaruit ik naar anderen toe antwoorden kan formuleren.

Het is een uitdaging waar iedereen voor staat die zich Christen noemt. Want wij zijn allemaal verantwoordelijk voor het doorgeven van ons geloof.  

En misschien zouden wij, wanneer ons dat lukt, bij de mensen die ons ontmoeten ook weer gans nieuwe vragen oproepen. Amen