Vader, het uur is gekomen (2011)

 

Leven is weven en sterven is bij God zijn stuk ingeven.

De tijd om te weven was voor Jezus heel kort.

Zijn leven wordt bruusk afgebroken door de kruisdood.
Had hij langer kunnen leven, dan had hij zelf zijn boodschap binnen en buiten Israël aan meer mensen kunnen doorgeven.

De avond voor zijn sterven houdt hij een lange afscheidsrede en besluit deze met een gebed.  Na zijn dood hebben mensen uit zijn kring in het leven van Jezus hun eigen leven gelezen en dit van hun Jezus’ beweging.  De afscheidsrede en het gebed van Jezus in het vierde evangelie zijn mede door hun ervaring getekend.  Samen met hen lezen we wat Jezus zei bij zijn afscheid.  We zetten daarvoor een bril op met glazen, die gekleurd zijn door wat na de afscheidsrede met Jezus is gebeurd, namelijk zijn dood én verrijzenis.

Wij begrijpen alzo beter waarom Jezus in die gebeurtenissen een teken ziet van zijn verheerlijking.  Naar menselijk begrip was die ver te zoeken op het kruis.  Wat heerlijks is er aan een man op een kruis?  Een gewelddadige dood maakt weliswaar indruk.  Toch wou Jezus geen stoere held zijn.  Hij trekt op als offerlam.  Zijn gang naar het kruis wordt in het vierde evangelie gezien als een soevereine daad van Jezus.  Hij neemt vrijwillig en gelaten op zich wat komen gaat.  Dit is volgens het vierde evangelie het grote beslissende uur.  Hoe sereen ook Jezus zijn kruisweg is gegaan en op het kruis zijn geest heeft gegeven, toch is menselijkerwijze gesproken, zijn dood een mislukking.  De wereld meent te overwinnen.  Maar dood is niet het laatste woord.  Ofwel versterkt de dood de spiraal van geweld.  Ofwel toont de dood het onzinnige ervan.  De dood van een rechtvaardige is een keerpunt (R. Girard over het zondebokmechanisme en het unieke van de bijbel, Les choses cachées depuis la fondation du monde).
 

Zijn stuk inleveren.  Jezus is bewust dat hij zijn taak heeft volbracht en zijn zending heeft geleefd.  Dit zegt hij in dit gebed tot zijn Vader.  Het is gesproken en geschreven in een verheven taal.  De lutheraan D. Chytraeus (+1600) noemde dit gebed het hoogpriesterlijk gebed.  Een benaming die blijft meegaan. 

Dit hoogpriesterlijk gebed is meer dan een afsluitende samenvatting van de afscheidsrede.  “Het is een echt gebed, dat gelezen kan worden als een gebed van de gemeenschap van de geliefde leerling, verzameld rondom Jezus, hun grote Voorganger en Voorspreker” (T. Koevoets, Afscheidsrede, Averbode, p. 160).  In dit gebed staan 19 bijzinnen, die beginnen met ‘opdat’.  Ze geven aan waarvoor Jezus bidt.  “Ze zijn geen uiting van planning en berekening, maar echte beden die voortkomen uit het besef dat het beoogde alleen van God verwacht en ontvangen kan worden” (Ib. p. 60).  Jezus bidt om zijn verheerlijking (Joh. 17,1-5); om het bewaren van zijn leerlingen (17,6-19) en om de eenheid onder de gelovigen (17,20-26).

Hoofdstuk 17 is het gebed van de levende Heer voor zijn Kerk van alle tijden.  Het hangt als een blijvende zegen boven onze onmachtige verdeeldheid, als een aansporing de eenwording van de christenen ten gunste van de wereld te realiseren” (R. Syx, Homiletische Suggesties, ICLZ).

Het gebed hoort bij de laatste woorden van Jezus.  “Heeft pa of ma nog iets gezegd?” die vraag wordt vaak gesteld bij een overlijden.  Laatste woorden zijn als een testament.  Daarin vind je gewoonlijk een terugblik op het leven en op wat iemand tijdens zijn leven heeft bezield.  Ze leggen rekenschap af en ze bevatten een bede voor wie achterblijft.  Die bede is dikwijls een gebed voor overeenkomst en trouw.

Mensen sterven gerust als ze hun taak als mens hebben volbracht.  Jezus was van bij de Vader gekomen om als diens Woord leven en licht te geven aan de mensen.  Wanneer hij de balans van zijn leven opmaakt, zegt hij dat hij heeft vervuld wat hem als gezant was opgedragen.  Hij heeft Gods naam bekend gemaakt.  Door mensen in Gods nabijheid te brengen, hem te doen kennen heeft hij aan hen leven geschonken.  Voor Jezus is het van levensbelang dat mensen de éne ware God kennen en Hem die hij gezonden heeft, Jezus Christus.  Voelen we aan dat mensen daarmee begaan zijn?  Hun zorgen liggen elders.  Wie is Jezus voor hen?  Een romanfiguur?  Wie is God, een symbool, waar ik het beste van me zelf insteek?  Wat heeft de bijbel te zeggen, als je beweert dat je jouw eigen waarheid moet vinden?  “Goedgelovigen luisteren naar anderen, maar gelovigen naar zichzelf’ (Oscar van den Boogaard, opiniestuk in De Standaard 26.03.10).  Als elk toch naar zichzelf luistert, waarom moet een krant dan opinies verspreiden?  Of we het willen of niet, we beïnvloeden altijd mensen.

Jezus heeft medegedeeld en met zijn leven onderschreven wat God voor mensen betekent.  Hij zegt in het hoogpriesterlijk gebed wat zijn taak is geweest: Gods naam openbaren aan mensen en hoeder zijn van de broers en zussen, die God ons toevertrouwt (Joh. 17,6).  Hij legt de balans voor van zijn leven.  Wat de proloog had aangekondigd is door Jezus vervuld. 

In het gebed tot zijn Vader betrekt Jezus zijn leerlingen in zijn levensproject.  Hij dankt de Vader omdat zij de naam van de Vader hebben bekend gemaakt.  Hij bidt dat zij daarvan verder getuigen.  In welke mate waag ik mij, alleen en met anderen, aan de verkondiging dat we echt, ten volle en voor altijd leven als we de éne ware God kennen en Jezus, de hij naar de wereld heeft gezonden?