Lucas, Paulus en Johannes, elk van hen, brengt een boodschap op Pinksteren. Dit feest was sinds eeuwen al een belangrijk feest. Het was oorspronkelijk een oogstfeest. Voor de joden was Pinksteren, vooral sinds de tijd van de verstrooiing, het feest van de herinnering aan de Wet, die God op de Sinaï aan Mozes had gegeven.
Een verhaal uit Antiochië
Volgens het verhaal van Lucas in de Handelingen van de Apostelen waren de leerlingen die Pinksterochtend bijeen in de bovenzaal. Ze volgden de wens op van Jezus Jeruzalem niet te verlaten. Zouden ze op Pinksteren naar buiten durven komen of zouden ze veilig onder elkaar samen blijven? Zij waren wel door hun gebed en onderling overleg in verwachting naar de belofte van de Vader. Zoveel overvalt en overweldigt hen die dag. Pinksteren werd voor hen een dag om nooit meer te vergeten, het begin van iets totaal nieuws, maar toch in het spoor van wat ze eerder van Jezus hadden ontvangen. Zij wagen het om onverschrokken over hem te getuigen. Zij gaan ons voor met moed en profetische durf. De Handelingen van de apostelen zijn een lang Pinksterverhaal dat in Jeruzalem begint en langs Antiochië om op veel andere plaatsen, tot in Rome toe, vruchten voortbrengt.
Lucas, de schrijver van dit verhaal, is zo goed als zeker een christen uit Antiochië. Het pinksterverhaal is dit van Jeruzalem zoals het verteld werd in Antiochië. Het hangt als het ware een kaart op met alle plaatsen van het Pinksterverhaal met daarin Antiochië als middelpunt. Van daaruit zijn christenen vertrokken voor de zending en de evangelisatie.
Gedrenkt met één Geest
Paulus kreeg zijn vorming in Antiochië (Hnd 11,25). Hij werd vandaar uit samen met Barnabas door de Geest uitgezonden (Hnd. 13, 4). Paulus gelooft sterk in de kracht van de Geest en zal herhaaldelijk in zijn brieven op zijn aanwezigheid wijzen. De Geest woont in het hart van de mens. Hij bidt in ons en hij hoort onze verzuchtingen. Hij zorgt voor allerlei goede vruchten, zoals liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en geduld (Gal. 4,21-22). Dit alles heeft zelfs een voorrang op het organisatorische. De Geest verwijst naar Jezus en de Vader. Wij hebben de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn ( Rom. 8,16). Paulus richt zich tot de gelovigen, geroepen tot gemeenschap met de Vader, de Zoon en de Geest. Hij verheugt zich om de vele gaven binnen de gemeenschap. Zij zijn het werk van één en dezelfde Geest (1 Kon. 12,13). De Geest schenkt vrijheid.
Ontvang de heilige Geest
Onze derde getuige is de schrijver van het vierde evangelie, een man uit de Johannesgemeente. De Geest houdt vooral Jezus in de gemeenschap levendig. Hij komt wanneer Jezus verheerlijkt is, dat wil zeggen wanneer hij verheven wordt op het kruis en door zijn Vader aangenomen. De belofte van de Geest wordt al vroeg in het voorzicht gesteld door de evangelist. Jezus zegt in zijn gesprek met Nicodemus: “Niemand kan het koninkrijk binnengaan tenzij hij geboren is uit water en geest” (Jo 3,5). Bij de waterput van Jacob spreekt Jezus tot de Samaritaanse vrouw over een bron, waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft (Joh. 4,14). Op het Loofhuttenfeest nodigt hij de dorstige uit om bij hem te komen en te drinken. “Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft.” Met het beroep op dit woord van de Schrift “doelde Jezus op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen. De Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven”(Joh. 7,39). Jezus wekt het verlangen naar de Geest., naar de bron van levend water. Die begint te stromen op Goede Vrijdag. Alles was volbracht. Jezus boog het hoofd en gaf de geest. Wanneer nadien een soldaat met een lans de zij van Jezus doorboorde, vloeide er water en bloed uit. Jezus sterven was vruchtbaar.
Hij had voordien uitvoerig tijdens zijn afscheidsrede over de Geest gesproken. Jezus beschikt als verheerlijkte over de Geest van de Vader en opent door hem de harten. De Geest is er vooral gezien als Trooster, als advocaat die bijstand geeft. Hij bestendigt in een zekere zin de aardse aanwezigheid van Christus.
Vrede zij u
Jezus komt op de paasavond bij zijn leerlingen. Hij doorbreekt de geslotenheid, waarin zij zich bevinden. Hij verdrijft hun vrees door de vrede die hij hun tweemaal toewenst. Jezus toont hun zijn handen en zijn zijde. Ze verwijzen naar zijn wonden en zijn lijden. De Jezus van de paasavond is geen schim. Hij is degene die geleden heeft en gekruisigd werd. Zijn wonden drukken zijn solidariteit uit met al wie gekwetst is.
Wanneer angst wijkt voor vrede, kan Jezus aan zijn leerlingen een zending toevertrouwen. Ze worden opgenomen in de grote beweging, die komt van bij de Vader. “Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend ik U.” Zij zullen voortzetten wat hij heeft gedaan. Zij mogen deelnemen aan de beweging van de Vader naar Jezus toe en aan de zending van Jezus naar allen, die de Vader hem heeft toevertrouwd. Voor die zending schenkt Jezus hun de Geest. Hij blies over hen en schonk hen de heilige Geest. Zij krijgen een nieuwe adem. Dit blazen is een herinnering op aan het tweede scheppingsverhaal. “Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde en blies hem levensadem in de neus; Zo werd de mens een levend wezen” (Gen. 2,7).
Jezus zendt de Geest over zijn leerlingen om present te zijn bij mensen met woorden en daden van vrede. Hij zendt hen met de gave van herstel, van bevrijding en van vergeving.
Het jaar van de barmhartigheid heeft de gave van de vergeving sterk in het licht gesteld. Velen mochten de tegenwoordigheid en de nabijheid van de barmhartige Vader ervaren. Zo werd gehoor gegeven aan de opdracht van Jezus om de Geest te laten werken door de vergeving van de zonden.
Bij het einde van het jaar van de barmhartigheid schreef paus Franciscus de brief Misericordia et misera. Hij hoopt dat wij doordrongen blijven van de vreugde om Gods barmhartigheid. Ze is de motor bij de nieuwe evangelisatie en de pastorale ommekeer. Wij mogen de Geest niet inperken en hem niet bedroeven. Hij toont steeds nieuwe wegen die we kunnen gaan om de vreugde van het evangelie te brengen. “Wanneer de Heilige Geest in onze harten woont, is hij het die ons laat inzien dat wij geen angst moeten hebben, dat de Heer ons nabij is en ons opneemt. Hij vormt onze gemeenschappen tot een eeuwig Pinksteren als een levendig teken van hoop voor de mensenfamilie” (Paus Franciscus 8 febr. 2017).
Wij hebben moed in te blazen in een wereld met wonden. Zoals Jezus wees naar zijn handen en zijde, houden we ook op Pinksteren de blik gericht naar Jezus op Golgota. Jezus hangt er naakt, van alles beroofd. Hij deelt het lot van allen die hun waardigheid verloren hebben. Zoals de kerk geroepen is om het gewaad van Christus te zijn, zo is ze er toe gehouden om solidair te zijn met allen die in hun waardigheid van mens aangetast zijn.
Van Hemelvaart naar Pinksteren toe bidden christenen heel intens tot de heilige Geest. Hij stimuleert de christenen tot eenheid en vernieuwing. Hij bracht vijftig jaar geleden in de rooms-katholieke Kerk een charismatische vernieuwing op gang. Deze stroming vertoont verwantschap met de Pinksterbeweging. De verjaardag van het ontstaan van deze nieuwe beleving van de werking van de Heilige Geest wordt in Vlaanderen op zaterdag 10 juni herdacht en gevierd in de Mariahal te Scherpenheuvel.
De Geest is een gave en verwijst naar de Gever en leert ons daarmee dat het christelijke bestaan zelf gave is. Met Sint Augustinus mogen we bidden:
Adem in mij
Adem in, de Geest van God Adem in mij, Heilige Geest, dat ik beseffen mag wat heilig is. Stuw mij, Heilige Geest, dat ik doen mag wat heilig is. Verleid mij, Heilige Geest, dat ik beminnen mag wat heilig is. Sterk mij, Heilige Geest, dat ik beschermen mag wat heilig is. Bescherm mij, Heilige Geest, dat ik het heilige nooit mag kwijt raken.
Antoine Rubbens