Wat baten kaars en bril...

Beste vrienden,


De blinde die Jezus genezen had, had die avond veel moeite om in te slapen. Hij had die dag te veel beleefd. De mensen hadden met een uitgestreken en vriendelijk gezicht de hardste dingen over hem gezegd; achter voorgehouden hand hadden ze over hem gelogen en geroddeld. Hij had ook geleerd dat de zwakkeren altijd door de sterkeren worden afgekraakt.

Voor het eerst in zijn leven kon hij de mensen zien! Mensen die uit nood en ellende al lang waren verstomd. Hij kon de hongerigen zien, de zieken en de daklozen. Hij zag de verbeten gezichten van de farizeeërs, die wilden bewijzen dat zowel hij als Jezus gezondigd hadden, en hij zag de angst in de ogen van zijn eigen ouders. Al die beelden flitsten steeds weer door zijn hoofd en hij vroeg zich in stilte af: is het nu een zegen of een vloek dat ik terug kan zien?   

Beste vrienden, de blinde is genezen, maar over die genezing ontbrandt een discussie die een veel dieper zittende blindheid onthult. Johannes tekent in de Farizeeërs een spiegelbeeld van die mensen, die wel over een uiterst scherp gezichtsvermogen beschikken, maar tegelijkertijd toch ten diepste blind blijken te zijn. Zij hebben de waarheid in pacht en denken het zeker te weten: De blinde zelf, of tenminste toch zijn ouders, moeten gezondigd hebben. En wanneer wij eerlijk zijn, dan weten we dat er ook vandaag nog velen in het sprookje geloven dat de ziekte van een mens een straf van God kan zijn. Hoe dikwijls heb ik mensen al horen zeggen: “waarom, waarom ik? Ik heb toch niets verkeerds gedaan!” En juist achter die vraag komt tot uiting dat er velen, misschien onbewust, van overtuigd zijn dat hun ziekte of hun momentele nood, een gevolg van persoonlijke schuld of zonde zou zijn.  Iets moet men verkeerd hebben gedaan en daarom word je nu door God met ziekte, lijden of dood bestraft. 
Dat is zeker geen nieuwe redenering: in het Oude Testament is ze fel verbreid en ze wordt daar vooral zichtbaar bij de melaatsen. Die werden wegens hun ziekte als onrein beschouwd en daarom volledig uit de gemeenschap uitgesloten. Ze worden van vandaag op morgen uit het familieleven, hun vriendenkring en hun werkomgeving verwijderd, en daardoor valt ook hun ganse sociale netwerk in één slag weg.   

Deze altijd weer aangehaalde oorzakelijke verbinding tussen ziekte en zonde wordt nu ook in het evangelie van vandaag duidelijk. “Zijn leerlingen vroegen aan Hem: Rabbi, wie heeft er nu gezondigd? Hij zelf? Of hebben zijn ouders gezondigd, en zijn ze zo verantwoordelijk voor zijn blind geboren worden?” En Jezus antwoordde: “noch hijzelf, noch zijn ouders hebben gezondigd, maar Gods werking moet aan hem worden geopenbaard.”?  Dat antwoord van Jezus is niet alleen een onmisverstaanbare afwijzing van die wild woekerende speculatie over een oorzakelijk verband tussen ziekte en zonde, maar ze geeft ook de aanstoot voor een hele nieuwe manier van denken: het gaat hier niet om zonde! Als het daarover zou gaan, dan zou God gewoon kleinzielig en geborneerd zijn, en niets anders om handen hebben dan daar te zitten en er op te letten dat Hij toch maar elke kleine zondaar zou kunnen betrappen en straffen. Voelt u aan hoe bekrompen een dergelijke God zou zijn?  Het gaat dus niet om de zonde, maar over “de werkzaamheid van God in de wereld.” 

In de houding van Jezus tegenover de blinde toont God ons hoe Hij staat tegenover zieken en hun levenslot. Geluk en heil zijn niet alleen voor gezonde mensen weggelegd: de weg naar geluk en heling voert soms ook door een diep dal van ziekte en nood, door een holle weg van zorgen en problemen, soms zelfs door het inferno van de dood. Ik weet, dat is niet altijd een troost, en de vraag naar het “waarom” blijft dikwijls open staan. Maar we moeten eerlijk zijn: In die waarom vraag vinden we geen helende kracht, ze voert ons hoogstens tot berusting, depressie en waanzin. Die “waarom” vraag belast ons soms nog meer dan de ziekte zelf of dan het leed en het verdriet dat ons ook nu reeds slapeloze nachten bezorgt. Dan is de “waartoe” vraag volgens mij zinvoller. Waartoe kan of moet dat goed zijn? Wat is de zin achter dat alles? Veel zieken zouden in hun verwerking van het leed een hele stap voorwaarts kunnen zetten wanneer ze deze vraag met hun arts of therapeut zouden kunnen bespreken.  Misschien zou dan zo menig hartinfarct als niet mis te verstane waarschuwing kunnen worden begrepen of zou die veel te hoge bloeddruk ertoe kunnen leiden dat we ons opvliegend temperament in de toekomst beter proberen te beteugelen, dat we meer gelaten zouden reageren en wat meer tijd zouden vrijmaken voor al die mensen die ons nabij zijn. Misschien zou zo menige snelheidsduivel tot het inzicht komen dat een aangepaste snelheid op de weg toch beter is dan een volledige stilstand op de afdeling intensieve zorgen. Ik bedoel: wanneer we dan toch willen praten over zonden in verband met ziekte, dan ten hoogste over zonden van verzuim, want veel mensen verzuimen gewoon om zich af te vragen wat de oorzaak is van al die tekenen van ziekte en van leed.  Jezus wijst in elk geval elk oorzakelijk verband tussen ziekte en zonde af, want Hij wil het heil van alle mensen. Zijn boodschap richt zich vooral tot de zieken, de lijdenden en tot al diegenen die door hun persoonlijk lot zo getormenteerd worden dat ze er dreigen aan kapot te gaan. Jezus duldt geen uitsluiting omdat alle mensen voor God evenwaardig zijn. Niemand wordt van Gods heil uitgesloten, tenzij hij zichzelf uitsluit.   

En dan kijken we nu terug naar diegenen die in dit evangelie van louter bomen het bos niet meer zien, en die op het einde van de dag de man die genezen is niet met rust kunnen laten: de Farizeeën. Hun doordringende en steeds verder borende vragen, hun speurzin, hun gedetailleerde onderzoeken en verhoren naar het motto: We vinden altijd wel een haar in de boter. Wanneer we dit wonderverhaal maar lang genoeg draaien en verdraaien, dan wordt het wonder werkelijk bijkomstig en vinden we datgene waar we naar zochten: de overtreding van het gebod op de Sabbat. En daar tegenover verbleekt dat wonder toch wel helemaal. In de ogen van de Farizeeërs vallen wonderen enkel en alleen in de competentie van God zelf en genezingen op de Sabbat zijn in het Joodse rechtssysteem niet voorzien.. Hun oordeel is dus vlug geveld: De blinde is en blijft een zondaar en Jezus ook. De ene wordt geëxcommuniceerd en uitgestoten – de andere later aan het kruis gehangen.  Een bekend theoloog heeft het zo uitgedrukt: “Duisternis, - en daarmee bedoelt hij geestelijke blindheid – ontstaat overal waar mensen het menselijke voor het institutionele opofferen en van oordeel zijn dat, waar gekozen moet worden tussen instituut, wet en mens, de mens moet worden opgeofferd.  En hier zegt Jezus NEEN, want de mens is het eigenlijke doel van God. God zoekt de mens met al zijn liefde! 

Uit de psychologie weten we, dat wie bijzonder kritisch tegenover de anderen staat, meestal blind is voor eigen fouten en zwakheden. Is dat niet zo? Bij anderen ontdekken wij voortdurend fouten, maar zelf houden we ons voor het prototype van het onschuldige lam. Wanneer iemand anders een fout maakt kunnen we dat niet breed genoeg uitsmeren; maar bij onszelf zijn we er rotsvast van overtuigd dat alles in orde is. Een grapjas heeft ooit gezegd dat hij een probaat middel wist om de biechtstoelen terug vol te krijgen: je moet alleen maar afspreken dat iedereen niet zijn eigen zonden, maar wel die van zijn buren en vrienden zou biechten. 

Maar alle gekheid op een stokje. Het Evangelie somt op: De blinde is genezen en tegelijk wordt de geestelijke blindheid van de zienden onthuld. Daardoor krijgen die begrippen een nieuwe inhoud. Volgens het evangelie is iemand ziende als hij bereid is om zichzelf in vraag te stellen. Ziende is ook diegene die zijn eigen vooroordelen kan opgeven en de fouten van de anderen niet tot aanleiding neemt om over hen te roddelen, maar om hen echt te helpen. Ziende zijn al diegenen die dat haar in de soep ook eens kunnen verdragen. Ziende zijn ook al diegenen die in hun mislukken en falen nog mogelijkheden van nieuwe hoop kunnen ontdekken. En ziende zijn ook, last but not least, al diegenen die kunnen geloven – aan de naaste, aan zichzelf en aan Jezus Christus, die het licht van de wereld is. Amen.