Wij kijken naar - en verkijken ons op - het uiterlijk vertoon, de status, de titel die iemand draagt, de positie die hij of zij bekleedt. We zijn allemaal een beetje blind, verblind. Zoals de farizeeërs van toen. Die konden in Jezus - een zoon van een gewone timmerman - geen profeet zien en zeker geen messias. Dat hij ‘maar uit Nazaret' kwam en niet eens gestudeerd had, maakte hen blind voor die mogelijkheid. Bovendien, hoe zou iemand die nota bene de sabbatrust niet in acht nam toch uit naam van God kunnen spreken. Nee, dat kon dus niet. Blind waren ze en het was hun eigen schuld.
Anders dus dan die jongen aan de kant van de weg. Die was blindgeboren. Daar kon hij, noch zijn ouders iets aan doen. Daar was niemand schuldig aan leerde Jezus. Ziekte of ellende is geen straf van God. Nooit of te nimmer, toen niet en nu niet. Ziekte, ongeluk, klappen in het leven, een handicap, je krijgt het onverdiend, zoals we ook het vele goede nergens aan verdiend hebben.
Buiten zijn schuld om is hij dus blind geboren. Maar die godgewijde en hooggeleerde heren - vertelt Johannes ons in zijn evangelie - zijn blind geworden door eigen schuld. Ze weigeren te zien wie en wat Jezus was. En dat een blinde - volgens hen in zonde geboren - hun de les leest, is werkelijk ongehoord. Hoe kon zo'n simpele jongen hun, geleerd en geletterd, iets te melden hebben over God. God sprak toch alleen door hen die daarvoor hadden gestudeerd of die daarvoor waren aangesteld. Met al hun geleerdheid zijn ze blijkbaar wel de verhalen vergeten die zeggen dat God heel anders naar mensen kijkt. Hij kijkt niet naar rang of stand, niet naar het uiterlijk, maar naar het hart.
In het verhaal van de blindgeborene horen we de stem van een gewone jongen, een leek die de theologen en kerkelijke leiders tegenspreekt.
In de Bijbel zijn veel meer van die tegenstemmen te horen. Mensen die zich niet van de wijs laten brengen door titulatuur of rangorde.
Verschillende profeten, maar ook allerlei gewone mannen en vrouwen bieden tegenspel en voortdurend blijkt God werkzaam in hen bij wie je het niet zou vermoeden.
Maar de meeste wetgeleerde gezagsdragers bleven en blijven dikwijls doof: ‘Dat heb ik u al gezegd - aldus de blinde - maar ge hebt niet geluisterd'. Blind dus én doof voor gewone mensen, die het soms juist heel goed zien.
God is gelukkig anders, die ziet niemand (ook de kleine David niet) over het hoofd. God kijkt op niemand neer en tegen niemand op. God kijkt en luistert naar ons hart...