Wie is de echte blinde?

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Het valt me op dat een blinde het woord ‘zien' niet schuwt. Alleen is een blinde die ziet geen al te beste inleiding op het ver­haal dat volgt. Wij lezen hier immers geen genezingsverhaal. Alles draait om de vraag: wie ziet dat Jezus het licht is van de wereld en wie ziet dat niet? In dit verhaal is de evangelist op zijn best. Hij wil zeggen dat Jezus het licht is van de wereld en dat zijn eigen volk, via de specialisten in godsdienstige aangelegenheden, dat niet zag. Zij vergisten zich in Hem. Hij wilde hun de ogen openen, maar ‘wat baten kaars en bril'... Daarover gaat het. Jezus mocht geen licht wer­pen op hun duisternis. In hun ogen was Hij zelf een duister individu. Niemand mag beweren dat hij het licht is van de wereld.

Dat kan en dat mag niet waar zijn. God woont in een ontoegankelijk licht. Zeg ons niet dat dit licht nu plots toegankelijk is en dat het onder ons verschenen is. Dat kan niet. Want is Jezus Gods licht, dan zitten wij in de duisternis. En dan klopt iets niet met onze logica. Dan worden wij gedegradeerd tot onbe­voegden, tot leken in ons eigen vak. Dat gaat te ver. Jezus gaat te ver.

Tegenover die verblinding plaatst de evangelist de blindheid van een bedelaar, per definitie iemand die bedelt om wat hij niet heeft. Hij vraagt vanzelfsprekend om te mo­gen zien. Wat zou hij anders vra­gen? En hier ligt het punt waar alles om draait: alleen de mens die bedelt om te mogen zien zal tot inzicht komen. Hij alleen kan het licht der wereld ontmoeten. De niet-zienden komen tot geloof en de zogezegde zienden worden de echte blinden. Ze zien namelijk hun blinde vlek niet.

God en het geloof in God zijn van die orde. De godsdienst zou best deze logica eerbiedigen en volgen. Ook gelovigen zouden best bede­laars worden vóór God. 'En liefst zelf binnentreden in de vragen van de vragende mensen langs de weg. De blinde bedelaar uit het vierde evangelie zocht geen antwoorden op al zijn vragen. Hij zocht een ont­moeting met iemand die hem ver­zekerde dat hij het voornaamste kon zien: toekomst voor zijn duis­tere bestaan. Misschien is het voor het geloven beter te bédelen dan te bedélen.

Alles bij mekaar is dat nog braaf geschrijf. In het evangelie gaat het er veel grimmiger aan toe. Die Jezus moet weg. Het kwaadaardige gezwel dat Hij is moet worden weggesneden. En de operatie kan niet vlug en niet radicaal genoeg gebeuren. Hij heeft ons te diep gewond en beledigd. Wij zijn nie­mand meer. Wij staan nergens meer als mensen gaan geloven in dit vreemde licht. Dit licht moet wor­den gedoofd.

Zo wordt Pasen voorbereid. Niet met een rechterlijke dwaling, maar met koppige, blinde onwil. Wie Pasen zegt, mag niet spreken van een zoet geheim. Het is een tragisch gebeuren. De echte blinden staan nu op. Zij zullen het vonnis onder­tekenen. Daarvoor zullen ze hun ogen nog eens goed opendoen.

De blinde langs de weg zal een andere waarheid zien...