De ezels van Palmzondag

 

Ze kijken naar mij

Drie ezels in de weide

Met de vraag waarheen

Ik zag hen staan tijdens een korte wandeling bij de grens van de gemeente.

Het is onwezenlijk stil en toch is de natuur in de vroege lente mooi.

De drie ezels, ze stellen allicht vragen. Ze zien nauwelijks mensen op straat in deze coronatijd.

De ezels hebben vragen, want het is weldra Palmzondag en ze vernemen dat zij er dit jaar niet bij nodig zijn. Er is immers geen palmprocessie en er zijn geen mensen om te wuiven. Gaan ze volgende jaar nog aan bod komen, want leren de mensen niet leven met nieuwe toestanden? Vinden de mensen verder troost en steun bij oude symbolen, gebruiken en ritten? Gaan ze door de crisis er andere vinden? Welke invloed heeft het wanneer gebruiken en gewoontes wegvallen?

Bezorgd om de toekomst

De ezels, zij hebben vragen naar de toekomst. Waar is de man nu die ze zo graag op hun rug zouden zien zitten en die in Jeruzalem door een collega – ezel werd gedragen?

Jezus is en blijft een vriend van de ezel. De ezel was toch samen met een os heel dicht bij Jezus wanneer hij werd geboren in een stal. Jesaja had naar ons toe en naar de os dit groot compliment. “Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël weet van niets, mijn volk heeft geen begrip” (Jes. 1,3). Maar het woord van Jesaja was tevens een klacht over het volk dat geen oog heeft voor de Heer.

Lang vóór de tijd van Jesaja, veel eeuwen voordien, waren ezels al de Bijbelse geschiedenis ingaan zoals de ezel van Biloam. Het was er een die kon spreken! Zij noemden hem een koppige ezel en hij kreeg slagen, maar hij had oog voor de engel en droeg bij tot de vrede, die Jahweh wou tussen Israël en Moab (Num. 22).

Ik zie de koning komen die op een ezel rijdt (ZJ 351)

Het is onze grootste eer dat een ezel Jezus heeft mogen dragen, wanneer hij Jeruzalem binnenging. Wij kregen zelfs de allure van een koninklijk rijdier, want Jezus toonde tijdens die tocht welke koning hij was, niet een van geweld en macht. Zijn volgelingen dachten daar toen aan wat de profeet Zacharias over Jezus en over ons had gezegd: “Zie uw koning komt tot u, rechtvaardig en zegevierend; hij is deemoedig, hij rijdt op een ezel, op een veulen, het jong van een ezelin” (Zach. 9,9).

Claudius van Turijn, een bisschop uit de tijd van Lodewijk de Vrome, deed ons, ezels te veel eer aan met een theologisch gevaarlijke uitspraak: “Wanneer je het kruis aanbidt, waaraan Jezus is gestorven, moet gij ook de ezel aanbidden, waar hij op gereden heeft.”

Bespot en miskend

Maar men heeft ook met Jezus gespot en wij ezels deelden in de spot. Uit het Rome van de eerste eeuwen is een graffiti gekend van een gekruisigde ezel. Het is de afbeelding van een mens met een ezelskop, die gekruisigd is, met iemand ernaast in een aanbiddende houding. ´Daarnaast staat er geschreven: “Alexamenos aanbidt zijn god.” En hoe heeft F. Nietzsche ons behandeld? “Immer I-a sagen – das lernte allein der Esel, und wer seines Geistes ist!”

Met of zonder Christus is er vaak over ons ezels gespot. Ze noemen ons dom, koppig en stug. Wat denk je van het gezegde: “Wer schuftet wie ein Pferd, fleissig ist wie eine Biene und abends hundemüde ist, sollte mal zum Tierarzt gehen. Vielleicht ist er ein Esel.” “Wie zwoegt als een paard, vltijtig is als een bij en ’s avonds moe als een hond, die zou best eens bij een dierenarts gaan, misschien is hij wel een ezel.” Zij vergeten dat wij het trekdier zijn geweest en nog zijn van arme mensen en dat kinderen ons graag hebben.

De gewondr heler

Wij delen in de zorg van de mensen. Mens en dier, wij zijn toch met elkaar verbonden, levend in eenzelfde wereld. Mensen hebben zorgen. “Er wordt zoveel geleden, de mensen zijn zo bang” (ZJ 516). Het kan toch niet dat Jezus ons zou verlaten. Dat hadden we gedacht bij zijn onthaal in Jeruzalem. Maar, nadat mensen Jezus bij zijn intrede in Jeruzalem hadden bejubeld en hosanna hadden geroepen, klonken enkele dagen later in Jeruzalem andere klanken zoals: “Weg met hem, aan het kruis.” Op die Goede vrijdag leek alles verloren. Maar Jezus is niet weg. Hij is onder ons. Hij is onder ons als zieke, als dompelaar.

Hij is onder ons in alle mannen en vrouwen, jongeren en ouderen die hem bezoeken, helpen en optillen, bevrijden, meegaan met lijdenden en stervenden. We wuiven dit jaar niet met takken, maar laten witte doeken spreken om hen te danken die zich inzetten voor de slachtoffers van het coronavirus.

Hij is onder ons door mensen die bidden. Priesters en profeten, en niet alleen zij, dolen versuft door het land (Jer. 14,18). We zagen paus Franciscus als eenzame pelgrim in de straten van Rome om te bidden bij een beeld van Maria en te knielen bij een kruis. Wij zijn blij om de velen die door gebed, goede woorden en daden lichtpunten brengen.

Neen, onze ezelstaak is niet voorbij. Lieve voorbijganger, we geven je een woord mee van de Duitse theologe Dorothee Sölle:

„Lass mich dein Esel sein, Christus. Christus kommt nicht anders als durch solche Esel wie dich und mich... Wenn wir glauben, dass Christus einreiten kann, heute, dass Leute ihn verstehen, dass er sich vermitteln lässt in unser Leben, dass er wirklich kommt, dann nur durch uns.“

„Christus, laat me uw ezel zijn. Christus, hij komt niet anders dan door zulke ezels als jij en ik.Wanneer we geloven dat Christus naar ons kan komen, ja vandaag, dat mensen hem verstaan, dat hij zich mengt in ons leven, dat hij werkelijk komt, dan alleen maar door ons.“

Sint Augustinus heeft in zijn tijd zijn toehoorders in een kerstpreek al opgeroepen goede lastdieren te zijn van de Heer. Op kerstdag mochten we ons al identificeren met de ezel bij de kribbe. Het is nog meer aangewezen om ons te identificeren met de palmezel bij de intocht in Jeruzalem: "Lastdieren van de Heer, draag Hem in uw hart. Hijzelf is uw berijder. U weet dat Hij op een ezel gezeten deze zelf naar Jeruzalem leidde. Draag Hem dus want Hij weet waarheen Hij u voert. U zult niet dwalen met zo'n grote berijder op uw rug. Hij is de weg die leidt naar het hemelse Jeruzalem."

Wij mogen zijn rijdier zijn, maar hij is het die ons draagt, die ons op zijn schouders neemt en die ons als barmhartige Samaritaan naar het huis van zijn Vader brengt in de kracht van de Geest, die leven geeft aan al wat leeft.