Begin van het heilig evangelie

 

Slechts twee keer horen we in de zondagsviering dat de lezing van het evangelie aangekondigd wordt met de woorden: “Begin van het heilig evangelie.” Dit is op kerstmis wanneer we de proloog horen van het Johannesevangelie en dan op de tweede adventszondag waar we een deel van de proloog van Marcus horen.

Beide evangelisten hebben zelf bewust op de eerste lijn van hun evangelie het woord ‘begin’ gebruikt. Johannes leidt ons in het begin van zijn evangelie naar het allereerste begin, hoogverheven: “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God” (Joh. 1, 1-2). Dit is een duidelijke allusie op de eerste woorden van de Bijbel in het boek Genesis “ In het begin schiep God hemel en aarde.”

De aanhef bij Marcus is enigszins anders. Hij trekt de lezer niet direct naar de hemel. Hij brengt het goede nieuws dat verbonden is met Jezus, die hier op onze aarde geleefd heeft. Voor Marcus en voor de gemeenschap waartoe hij zich richt is deze Jezus de levende. Jezus zelf is het goede nieuws. Marcus proclameert het goede nieuws dat in de persoon en in het handelen van Jezus ligt. Het wijst op het begin van een actie, die tot heden voortduurt en die niet zal ophouden. Het gaat over de verkondiging van Jezus die met hem is begonnen is en die voortduurt.

Een belijdenis

De eerste zin van het Marcusevangelie - het titelvers - is zeer gedragen. Het gaat over Jezus, die de gezalfde is, de Christus, de Zoon van God. Het titelvers van het evangelie van Marcus is voor de evangelist een belijdenis. Hij schrijft zijn evangelie opdat zijn lezers dit op hun beurt zouden belijden. De belijdenis in het titelvers loopt vooruit op deze van Petrus. Wanneer Jezus in de buurt van Caesarea Filippi aan zijn leerlingen vraagt: “Wie ben ik volgens jullie?” antwoordt Petrus: “U bent de Messias” (Mc. 8, 29). Messias, dit betekent de gezalfde, de Christus. Christenen zijn gezalfden! Wanneer Jezus later op Golgota gekruisigd wordt en op het kruis zijn laatste adem uitblaast, zegt de centurio: “Werkelijk, deze mens was Gods Zoon” (Mc. 15,39).

 “Het evangelie van Marcus vangt aan met volgend titelvers: 'Begin van de goede boodschap van Jezus Christus, Zoon van God' (1,1). Dit vers is de korte samenvatting van heel het evangelie. Alles wat daarna wordt verteld moet dit illustreren en duidelijk maken. Marcus hoopt dat de lezer na de lezing van zijn evangelie blij en dankbaar zal zeggen en beamen: 'Inderdaad, Marcus, nu zie ik het zelf ook: de boodschap die Jezus verkondigt is de goede boodschap en hij is inderdaad de Christus, de Messias. En terecht wordt hij ook 'Zoon van God' genoemd, want niemand is zozeer vervuld van God, zozeer verwijzing naar en openbaring van God, dan Jezus!' “(Sylvester Lamberigts).

Het evangelie is een kort evangelie met zestien hoofdstukken. Marcus is enerzijds een haastige verteller, hij somt op wat Jezus doet. En dit en dat en alweer en Jezus trekt verder. Hij moet in Jeruzalem komen voor het passieverhaal. Het evangelie van Marcus is een passieverhaal met een lange inleiding. Anderzijds is Marcus voor terughoudendheid. We moeten volgens hem niet te vlug uitbazuinen wie Jezus is. Wacht ermee tot Jezus de weg van zijn lijden is gegaan. Dit procedé van Marcus wordt het Messiasgeheim genoemd. Maar het is wellicht de juiste weergave van het optreden van Jezus zelf, die geen valse verwachtingen wou oproepen met de verklaring dat hij de Messias is.

Marcus wenst Jezus volgelingen toe die zien en geloven. Hij beklaagt hen die ziende blind zijn (Mc. 8,17-18). Daarom houdt hij van de blinde bedelaar Bartimeüs uit Jericho. Wanneer Jezus op weg naar Jeruzalem in Jericho voorbijkomt begon deze man te schreeuwen: “Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij” (Mc. 10,47). Jezus ziet en erkent het geloof van de blinde. “Meteen kon die man weer zien en hij volgde Jezus op zijn weg” (cf. Mc. 10,51). Het contact met Marcus kan ons in het Marcusjaar helpen om te groeien in geloof en om de levensweg van Jezus te volgen.

Een tegen-evangelie?

Het woord ‘evangelie’ is van Griekse herkomst en het betekent ‘goed nieuws’. Marcus is de eerste die dit woord gebruikt om de boodschap van Jezus en van de persoon van Jezus zelf aan te duiden. Dit woord had al een profane voorgeschiedenis. Met dat woord werden om heldendaden en overwinningen van de keizer aangekondigd. Marcus zou met deze term voor de christelijke boodschap een tegenbeweging willen inluiden. Zijn evangelie is dan een anti-evangelie.

Egbert Antoon Rooze, voormalig predikant van de protestantse kerk in België en Nederland, schreef het boek “Marcus als tegenevangelie”. Hij geeft een politieke lezing van dit boek, zoals op de achterkant van zijn boek aangeduid: “Het woord evangelie is in oorsprong geen christelijk woord, maar stamt uit de kringen rondom de oppermachtige keizer van Rome: toen 100 000 mensen werden vermoord in de Joodse Oorlog, heette dat bij hen goed nieuws, dus ‘evangelie’. Daarom schreef Marcus een tegenEvangelie, om die triomf van de sterkste aan te klagen, voor eeuwig gebeiteld in de triomfboog van Titus. Marcus’ boodschap staat heel bewust in de tegenbeweging. Zo is van in het begin de messiaanse beweging beschouwd: als een gevaarlijke, ondermijnende macht van al diegenen die het recht van de sterkste huldigen” (Boekvoorstelling Halewijn).

In verwachting

Het goede nieuws van en over Jezus is niet zomaar abrupt en plots in onze geschiedenis gekomen. Het begin van Marcus heeft zijn oorsprong in wat de Heer sinds eeuwen aan het doen was met zijn volk. Marcus haalt er de profeet Jesaja bij. Jesaja verkondigde dat God zijn volk nabij is. Jesaja had vertrouwen in het pad dat God trekt met mensen. Jesaja kan ontmoedigden moed inspreken.

De profeet Jesaja, Johannes, die doopte in de woestijn en Maria in haar huis in Nazareth zijn drie adventsfiguren. Zij verkondigen elk op hun wijze dat God de herder is van zijn volk en dat hij het niet in de steek laat. In de tweede adventsprefatie danken wij God om de rol die ze hadden en het werk dat ze hebben verricht voor Jezus:

“Profeten hebben Hem geschouwd en Hem voorzegd;

Een vrouw, die maagd en moeder was, heeft Hem gedragen;

Johannes heeft verkondigd dat Hij komen zou,

en Hem herkend en aangewezen toen hij eenmaal was gekomen.”

 

Wanneer Jezus zich aan de Jordaan door Johannes liet dopen, “zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde’ (Mc. 1,10-11).

Van en over deze Jezus brengt Marcus ons het goede nieuws opdat het in ons een nieuw begin zou maken. De Geest die over Jezus kwam, kan elke christen bezielen en in ons een bron zijn van hoop (ZJ 410). We kunnen beginnen en, zo nodig, herbeginnen.

God staat aan het begin,

en Hij komt aan het einde.

Zijn woord is van het zijnde

oorsprong en doel en zin (ZJ 541)