Johannes, de Morgenster

 

We kunnen geen advent vieren en bij kerstmis geraken wanneer we Johannes terzijde laten. Hij is immers de man die naar Jezus verwijst. Hij is de bode, door Jesaja aangekondigd. Hij een man die bevraagt, oproept en verwijst en die dit in zijn eigen leven doortrekt.

Elk van de vier evangelisten wijst op zijn rol en betekenis. Flavius Josephus (37-100) maakt als enige buiten-Bijbelse bron melding van deze man, die een reveil tot stand brengt en die in conflict geraakt met Herodes.

Johannes de doper

Johannes heeft twee namen, die zijn rol aangeven. Hij is de doper en de voorbode. In leeftijd verschilt hij niet veel van Jezus. Hij is volgens Lucas zes maanden ouder dan Jezus. Hij is familie van Jezus, gezien zijn moeder Elisabeth en Maria, de moeder van Jezus, nichten waren. Het is nog niet omdat je familie bent, dat je elkaar te gronde kent (Joh. 1,31). Hun families leven in een zelfde sfeer van geloof en vroomheid. Het zijn mensen die de gerechtigheid liefhebben en die vertrouwen in God, die van zijn volk blijft houden en het niet aan zijn lot overlaat. Zij verwachten dat God in de geschiedenis zal ingrijpen, zeker in de donkere tijden die ze toen meemaken.

Terwijl Jezus tot zijn dertig thuis is gebleven en allicht bij het timmermanswerk van zijn vader was betrokken, leefde Johannes in de woestijn (Lc. 1,80), schamel gekleed en gevoed (Mt. 3,4). Deze asceet uit de woestijn is geliefd bij de monniken, zeker bij deze in de woestijnkloosters. De kluizenaar en de woestijnbewoner kunnen van uit hun eenzaamheid invloed hebben.

Johannes krijgt weerklank, zeker wanneer hij optrekt naar de Jordaan en er opkomt voor een doopsel van bekering. Hij gaat hem niet om rituele reinigingen, maar om een intrede in een nieuwe levenswijze. Johannes heeft bijval. Hij spreekt over de ernst van de toestand in het land. Hij hoopt dat allen zich zullen bekeren. Hij is mensenkenner en hekelt de huichelarij en de valsheid. Hij heeft een groep leerlingen rondom zich, die van hem het bidden leren (Lc.11,1), die vasten (Mt. 9,14) en die dopen. Tot op vandaag zouden er kleine groepen bestaan, die beweren volgelingen van de Doper te zijn. Wellicht horen de Mandeeërs daar bij? ( Ab de Jong, Schrift n° 252, dec. 2010). De eerste christenen hadden te maken met groepen, die het doopsel van Johannes kenden maar niets afwisten van Jezus Christus (Hnd. 19,1-4) of die, al kenden ze Jezus, zich toch enkel aan het doopsel van Johannes hielden.

Jezus heeft zich door Johannes laten dopen. Enkele leerlingen van Johannes, die waarschijnlijk ook door hem gedoopt werden zijn naar Jezus overgegaan. Johannes heeft hen zelf de weg daarheen getoond.

Johannes, de voorloper

De evangelisten laten duidelijk overkomen dat Johannes de voorloper en wegbereider is. Zij geven daarmee ook de grootheid aan van Johannes, die zich kan wegcijferen voor Degene die na hem komt. Hij noemt deze die na hem komt de sterkere. Hij voelt zich aan hem ondergeschikt. Daarmee is hij een groot voorbeeld. Verhoudingen tussen een voorganger en een opvolger kunnen moeilijk liggen, omdat wij zo gemakkelijk vergelijken en ons willen differentiëren en ons als de beste voordoen. Wanneer Jezus verneemt dat de mensen naar Jezus overlopen, heeft Johannes daar geen moeite mee en verheugt hij zich daarover. Hij voelt zich in de mooie rol van de vriend van de bruidegom (Joh. 3,29) en verklaart met vreugde: “Hij moet groter worden en ik kleiner” (Joh. 3,30).

Jezus treedt volgens de synoptici op nadat Johannes gevangen is genomen (Mc. 1,14; Mt. 4,12; Lc. 3,18-20). Dit geeft al een voorgevoel over het komend lot van Jezus. In zijn gevangenschap heeft Johannes toch vragen over Jezus (Mt. 12,2-3; Lc. 7,18-20). Hij zendt vanuit de gevangenschap leerlingen naar Jezus met zijn vragen. Heeft hij wel op de juiste gemikt? Jezus gaat andersom te werk dan Johannes had verwacht. Hij hanteert de hakbijl niet.

Op vraag van de dochter van Herodias laat Herodes Johannes onthoofden (Mt. 14, 1-12; Mc. 6,14-29; Lc. 9,9). Le premier qui a dit la verité, doit être executé (Guy Béart).  

In zijn boek Joodse Oudheden XVIII 116-119 wijdt Flavius Josephus (37-100) de volgende passage aan Johannes de Doper: “116. Sommige Judeeërs meenden dat het leger van Herodes door God was vernietigd. Die had daarmee terecht het lot van Johannes, bijgenaamd de Doper, willen wreken. 117. Hoewel Johannes een goed mens was, had Herodes hem laten doden. Johannes had de Judeeërs ertoe opgeroepen een deugdzaam leven te leiden en samen te komen voor de doop, waarbij ze rechtvaardigheid jegens elkaar moesten betrachten, en vroomheid jegens God. Op deze wijze, zo meende hij, was de doop acceptabel: ze mochten die niet toepassen om vergiffenis te krijgen voor door hen begane zonden, maar als een reiniging van het lichaam, nadat hun ziel reeds gereinigd was door rechtvaardigheid. 118. Toen anderen zich bij hen aansloten—want men luisterde heel graag naar zijn woorden—vreesde Herodes dat zijn invloed op de mensen zo groot werd dat die tot een of andere opstand zou kunnen leiden, want ze deden alles wat hij hen aanried. Daarom besloot Herodes dat het veel beter zou zijn hem uit voorzorg te laten doden, voordat er door hem revolutie zou ontstaan, en zich niet tot zijn eigen spijt door de feiten te laten overvallen. 119. Als gevolg van Herodes’ vermoedens werd Johannes in boeien naar de voornoemde burcht Machaerus gezonden en daar gedood. Maar onder de Judeeërs bestond dus de overtuiging dat de vernietiging van het leger de wraak was voor deze moord, omdat God Herodes kwaad had willen toebrengen.”

Een lamp die helder brandt

Zacharias, de vader van Johannes, begroet de pasgeboren met het loflied van het Benedictus: “Jij kind zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste want voor de Heer zul je uit gaan om de weg voor hem gereed te maken” (Lc. 1,76). Een stralend licht zal over ons opgaan en verschijnen aan allen die leven in duisternis. Johannes kondigt de opkomende zon aan. Daarom krijgt hij al eens de naam van Morgenster.

“Johannes was een lamp die helder brandde, en u hebt zich een tijd in zijn licht verheugd” (Joh. 5,35). Dit verklaart Jezus over Johannes, die zelf eerder over Jezus had getuigd. In de proloog van het vierde evangelie staat dat Johannes was gezonden om van het licht te getuigen. “Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht “ (Joh. 1,8).

Om te wennen aan het zonnelicht hadden we eerst het licht nodig van de ochtendster. Zoals God bij de Schepping eerst de Morgenster plaatste en dan de zon, zo wou hij bij de komst van Christus, de Zon van de Gerechtigheid, eerst een nieuwe ochtendster laten opkomen, Johannes die de weg van Jezus zou voorbereiden door zijn geboorte, met zijn leven en zijn dood (Een commentaar van Thomas van Aquino).

Jezus heeft veel lof voor zijn voorganger: “Ik zeg jullie: van allen die geboren zijn uit een vrouw is niemand groter dan Johannes, maar in het koninkrijk van God is de kleinste nog groter dan hij” (Lc. 7,28).

Johannes in de Koran

Even vermelden dat Johannes, de zoon van Zacharias ter sprake komt in de Koran. Johannes heet daar Jahja . Ziehier de verzen uit Soera 19:2-15: “De vermelding van de barmhartigheid van jouw Heer aan Zijn dienaar Zakarijja. Toen hij tot zijn Heer in het verborgen riep, zei hij: “Mijn Heer, mijn gebeente is zwak geworden in mij en mijn hoofd grijs van ouderdom. Bij het aanroepen van U, mijn Heer, ben ik nooit ongelukkig geweest. Maar ik ben bang voor de verwanten die na mij komen, want mijn vrouw is onvruchtbaar. Schenk mij dan van Uw kant een naaste verwant, die van mij zal erven en die van het geslacht van Ja‘koeb zal erven en maak, mijn Heer, dat hij aangenaam is.” “O Zakarijja, Wij kondigen jou een jongen aan die de naam Jahja heeft, een naam die Wij nog niet eerder aan iemand gegeven hebben.” Deze zei: “Hoe kan ik nog een jongen krijgen terwijl mijn vrouw onvruchtbaar is en ik een hoge ouderdom heb bereikt?” Hij zei: “Zo is het. Jouw Heer heeft gezegd: ‘Het is voor Mij gemakkelijk. Ik heb jou vroeger immers ook geschapen toen jij nog niets was.’”  Hij zei: “Mijn Heer, geef mij een teken.” Hij zei: “Jouw teken is dat jij drie nachten, hoewel je gezond en wel bent, toch niet tot de mensen zult spreken.” Toen ging hij het heiligdom uit naar zijn volk en gaf hun te kennen dat zij ’s ochtends en ’s avonds moesten lofprijzen. “O Jahja, houd het boek stevig vast.” En Wij gaven hem de oordeelskracht al als kind en mededogen van Onze kant en reinheid. Hij was godvrezend en plichtsgetrouw jegens zijn ouders en hij was geen ongehoorzame geweldenaar. En vrede zij met hem op de dag dat hij geboren werd, op de dag dat hij sterft en op de dag dat hij weer tot leven wordt opgewekt.

De Omajjadenmoskee in Damascus was vroeger een kerk. Daar wordt een deel van de schedel van Johannes de Doper bewaard. De plek wordt vereerd door moslims en door christenen, die er in de minderheid zijn. Tijdens zijn reis naar Syrië in mei 2001 heeft paus Johannes Paulus II daar gebeden en er een toespraak gehouden over de dialoog tussen christenen en moslims. “Mogen allen die Johannes de voorloper eren door zijn getuigenis verlicht worden en inzien dat onze levenstaak erin bestaat de waarheid van God te zoeken en zijn gerechtigheid.” “Onze ontmoeting op deze plaats – zo ging de paus verder – herinnert ons eraan dat de mens een geestelijk wezen is, geroepen om het primaatschap van God over alles te erkennen en te eerbiedigen. Voor ons, christenen en moslims, is de ontmoeting met God in het gebed het noodzakelijk voedsel voor onze ziel. Zonder dit voedsel verdort onze ziel en houden we op te ijveren voor het goede en overkomt ons het kwade.” Hij sprak tevens de wens uit dat moslims en christenen in hun onderricht de twee belangrijke religieuze gemeenschappen voorstellen als gemeenschappen, geëngageerd in een respectvolle dialoog en nooit meer als gemeenschappen in conflict met elkaar. Jongeren mogen geen verkeerd gebruik maken van de religie om haat te wekken en te verspreiden. Geweld vernietigt Gods beeld in zijn schepselen. Het kan nooit beschouwd worden als de vrucht van een godsdienstige overtuiging.”

In het Benedictus - het lied over Johannes de Voorloper - vragen we elke dag dat we onze voeten zetten op de weg van de vrede. Vrede in het nabije Oosten, vrede in Oekraïne, vrede in de maatschappij door gerechtigheid.

Wanneer wij zoals Johannes de weg recht maken voor de Heer en Hem ontmoeten die ongekend in ons midden staat, dan kan die vrede naderbij komen.