Als de rapporten die Lucas ons over de moeder van Jezus - Maria - naliet, ons iets vertellen, dan is het wel dat zij vol is van dit alles. Zo vervuld dat ze al vóór het verschijnen van die engel, niet alleen maar bereid was om aan de vervulling van die verwachtingen mee te werken, maar dat ze dat ook vurig wenste en hartstochtelijk hoopte te kunnen doen. Ze was - als het ware - de menselijke verpersoonlijking van al die oude en nieuwe verwachtingen.
Ze moet geleken hebben op de Palestijnse vrouwen uit de door Israël bezette gebieden die we nu en dan op onze televisieschermen zien, of op de Argentijnse moeders die niet ophielden om op een groot plein bijeen te komen om te vragen en te roepen om hun verdwenen echtgenoten en kinderen. Wellicht is het beter die vergelijkingen om te draaien. Die vrouwen moeten geleken hebben op Maria. Maria die in haar visie en in haar lied instaat voor het goed en het recht van de gehele mensheid.
Hoopte ze ook door haar eigen biologische moederschap aan die nieuwe toekomst bij te dragen? Als dat zo is, dan schijnt ze toch in die verwachting nog alleen te zijn op het ogenblik dat de engel aan haar verschijnt. Ze heeft daar nog geen man definitief bij betrokken. Ook Jozef niet. Ze vraagt dan ook: 'Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?' Ze is nog vrij. Ze wil die vrijheid ook kennelijk niet zo maar opgeven.
En als het antwoord dan is, dat het de allerhoogste is die haar in de vervulling van haar persoonlijke droom en wens zal bijstaan, is haar antwoord direct en zonder verdere aarzeling: ‘Zie de dienstmaagd van de allerhoogste, mij geschiede naar uw woord!'
Het is niet alleen zo dat haar wens in vervulling gaat, het gaat over de vervulling van de verwachtingen van al de rechtvaardigen van haar volk, en van de gehele mensheid.
Het is die nieuwe stap, die bereidheid van Maria om zo aan de toekomst mee te werken, die we in deze dagen van de Advent gedenken.
Met de komst van haar zoon Jezus kwam het menselijke avontuur nog niet tot haar einde. Bij zijn vertrek zond hij zijn volgelingen uit om die alleroudste menselijke verlangens tot hun verdere vervulling te brengen. De eindtijd, het vervullen van al de profetieën zou ons nog steeds moeten lokken van over de horizon van onze uiteindelijke toekomst.
Het zou interessant zijn om na te gaan of dat inderdaad het geval is. In hoeverre betrekken gelovige christenen op het ogenblik het kinderen verwekken en opvoeden op de vervulling van die bijbelse verwachtingen in de toekomst?
Volgens een in 1987 gepubliceerd boek Traditie, secularisatie en individualisering, een onderzoek naar de waarden van de Nederlanders in een Europese context (Tilburg 1987) waren in 1981 de Europese kerkelijke respondenten niet langer meer trouw aan een kerk die ‘het moederschap als groot goed voor de vrouw' propa¬geerde. Minder dan de helft van hen (47%) zegt dat een vrouw kinderen behoort te krijgen. Vergeleken met de buitenkerkelijken is dit overigens zo'n 23% meer. In ons land is het percentage van hen die menen dat een vrouw een kind behoort te krijgen 13% (blz. 136-137).
Er werd in dit onderzoek niet naar een verdere motivatie van dit alles gevraagd. Maar wel wordt opgemerkt dat deze percentages aanzienlijk schijnen te verschillen van vroegere getallen.
Toch vieren al die gelovigen met Kerstmis het feit dat een jonge joodse vrouw zichzelf ook lijfelijk betrekt op die menselijke en Godmenselijke toekomst.
We zijn er in onze - patriarchaal opgezette - wereld aan gewend geraakt om Maria als het ware naast dit alles te plaatsen. Ze staat naast de wieg, en op het einde van zijn leven naast hem aan de voet van het kruis.
Maar op die manier doen we geen recht aan haar eigenlijke rol. In een tekst als die van Lucas neemt ze niet zelf het initiatief. Er komt een engel van God gezonden. Maar begon ze zelf niet aan dit alles door zichzelf in te laten met de profetische verbeelding van een nieuwe wereld, van een - van haar - nieuw kind?