Het wonder en de kracht van het zaad (Mc 4, 26-34),

Een man ging geregeld bidden in het dorp bij een welbepaalde boom aan het water. Daar zei hij zijn gebed.

Zijn zoon vergat bij welke boom het was, maar trok toch naar een bos en bad het gebed.

Diens zoon kende het dorp niet meer en wist niets meer van de bomen in het bos, maar hij bleef het gebed bidden.

De zoon van deze man kende zelfs het gebed niet meer, maar hij kende het verhaal.

Een schets hoe mettertijd de inspiratie vervaagt en zich beperkt tot een verre herinnering.

Is het ook zo gesteld met onze betrokkenheid op Jezus, dat wij hoogstens nog weten dat hij er geweest is en meer niet?

Wanneer de liturgie ons samenbrengt en ons leest uit de Schrift, komt Jezus weer tot leven en worden wij opgewekt om van zijn woorden te leven. Het gaat over woorden die toen “in die tijd” werden gezegd en die ons nu nog kunnen aanspreken en ons helpen om ons leven te bepalen. Woorden hebben een kracht en wij willen ervoor zorgen dat ze harten raken.

Het leven van Jezus was geen wandeltocht. Maar hij was veel, zelfs voortdurend, onderweg, niet om te wandelen, maar om mensen te ontmoeten. Onderweg heeft hij veel gezien, hij kon genieten van de vogels in de lucht en kijken naar de bloemen op het veld. Hij heeft het zwoegen gezien van de landbouwers en ook het langzame groeien en rijpen van de vruchten en het werk van de maaier. Het gaf hem inspiratie en voedde de gelijkenissen die hij gebruikte. Hij is er niet de uitvinder van. Hij was hiermee op een spoor dat wijzen voor hem hadden bewandeld en ook na hem.

“In de rabbijnse literatuur zijn vanaf de 3de eeuw veel gelijkenissen of parabels, in het Hebreeuws mesjaliem (enkelvoud: masjal) te vinden. Ze staan vooral in de commentaren op de Hebreeuwse Bijbel, Midrasjiem, en worden daarom ingezet om Bijbeltekst te verklaren. Mesjaliem hebben een lange geschiedenis: er zijn er al te vinden in de Tenach; ook Jezus vertelde parabels, en in de Islam hebben Joodse parabels vaak een verrassende twist gekregen. Ook in het chassidisme hebben parabels een heel belangrijke plaats” (Info the Institute of Jewish Studies (University of Antwerp.”

De gelijkenissen van Jezus getuigen van zijn observatie van het leven in de natuur en het werk van mensen. Wie onderweg is; kan veel zien. Eric Gruloos, priester van het bisdom Gent op zending, stuurde onlangs enkele flitsen door van het leven in San Miguel Ixtahuacan (Guatemala). “Hier is alles gewoon. Dicht bij de molen zijn ze dezer dagen vermolmde bomen aan het kleien en takken die te wild zijn uitgegroeid. Dan denk ik aan de oude takken en brokstukken die ze bij mij moeten wegzagen opdat er meer leven zou zijn.  Het was het evangelie van een paar zondagen geleden (Joh. 15,1-8), En soms krijgen die woorden een beetje meer gewicht door wat we zien in de natuur.

Blijkbaar een goede school die natuur... Padre Juan Vander Vaeren die hier te lande en in de hoofdstad werkte, zegde dat mensen van de buiten minder cursussen en vormingssessies nodig hebben dan die van de stad en zij die gestudeerd hebben.  Nog altijd waar!”

Axel Kahn (1944), een Franse wetenschapper en geneticus, doorkruiste tweemaal te voet Frankrijk en publiceerde daarna een aantal beschouwingen over de waarde van het stappen. “Que chacun, par la marche, seul, en couple, s’émerveille de voir la nature en train d’éclore en ce nouveau printemps.” Leef in verwondering om wat je ziet openbloeien in de natuur.

Tijdens de coronatijd is er meer gewandeld en is misschien de verwondering over de natuur toegenomen bij het zien van de ontluikende knop van de magnolia, de madeliefjes in het gras, de sleutelbloemen in het wild.

Vergeet me nietjes

al heb ik ze niet gezaaid

ze zijn er alweer

In de twee parabels van Jezus horen we diezelfde verwondering over de groei van het zaad en de planten. Marcus is de enige van de drie synoptici met de parabel van de groei van het zaad terwijl de boer slaapt.

Het graan slaapt in de aarde (ZJ 937)

Deze keer is het zaad in goede grond gevallen, waar het gemakkelijk opschiet. Het gebeurde wel niet helemaal van zelf. De grond moest immers bewerkt en het zaad uitgestrooid. En eenmaal gezaaid, zal de boer toch een waakzaam oog houden dat het kan opschieten, vrij van onkruid en met voldoende vocht. Maar hij moet aan het opschietend graan niet trekken opdat het sneller zou groeien. Hij mag rustig slapen vanuit het vertrouwen, gedaan te hebben wat hij moest doen. Hiermee zeg Jezus niet dat het alles van zelf goed en automatisch groeit en hij zegt ook niet dat wij altijd moeten slapen, Hij drukt vooral zijn vertrouwen uit dat het rijk Gods groeit en dat de belofte, die het als kiem inhoudt zal ontluiken. Hij spreekt zijn vertrouwen uit in de toekomst.

Geduldig en moedig

Dit vertrouwen is van belang in de opvoeding. Het is ook nodig voor de gelovige. In de brief van Jacobus klinkt een echo op dit woord van Jezus. De apostel roept op om geduldig en moedig te zijn. De schrijver van de Jacobusbrief wijst zijn lezers op de nood aan geduld in het volle vertrouwen dat de Heer komt.

Heb geduld tot de komst van de Heer.

De boer die uitziet naar de heerlijke vrucht van het land

kan alleen maar geduldig wachten,

totdat de winter- en voorjaarsregens gevallen zijn.

Ook gij moet geduldig zijn en moedig” (Jak. 5,7-8).

Geduld is niet de sterkste deugd van onze tijd. Alles moet vlug gaan.  Autrefois, quand on manquait la diligence, on patientait une semaine. Aujourd’hui, on enrage  quand on rate l'ascenseur. Het moderne ideaal van ‘alles beheersen’ schept ongeduldige mensen.

Weet gij waarmee het koninkrijk zich vergelijken laat? ( ZJ 714)

Het tweede parabeltje van deze zondag is dit van het mostaardzaadje, een van de kleinste zaden en toch groeit daaruit een grote struik. Dit mostaardzaadje is voor Jezus een beeld van het Gods rijk en van zijn vertrouwen dat het groeien gaat.

Een boom groeit langzaam. De kleine boom wordt mettertijd groot, soms al te groot. De levensduur van een boom hangt ook af van zijn diepe wortels.

Ezechiël trekt de aandacht op het twijgje, dat een machtige ceder wordt. Hij voedt daarmee het Godsvertrouwen bij zijn geloofsgenoten (Ez. 17,22-24).

Planten en bomen betekenen veel, zowel vroeger als nu. De Joden houden van bomen. Albert Guigui, opperrabbijn van Brussel, haalt een commentaar aan uit de Midrash. God zei bij de schepping aan de mens. “Bekijk deze schepping. Ik vertrouw ze u toe. Bescherm haar en je zal ervan genieten. Maar zo je ze niet beschermt, zal ze zich tegen jou keren.”

Een andere commentaar wijst op het belang van de zorg voor de schepping: “Wanneer je een boom aan het planten zijt en de Messias is daar, moet je voortdoen met planten. De Messias zal wel enkele minuten wachten.”

Opnieuw gaat het bij Jezus niet om te zeggen hoe we moeten zaaien en planten. Hij deelt zijn overtuiging mee dat het Gods rijk aan het groeien is en dat het zaad dat hij uitzaait en het stekje dat hij plant groeien zal. Jezus is overtuigd van de dynamiek van het Rijk Gods.

Er zijn tijden geweest dat er meer vertrouwen straalde in de kerk en dat we gemakkelijk tekenen meenden aan te duiden over een boom die steeds groter en hoger werd. Ook nu is ze aan het groeien, al wordt er duchtig gesnoeid.

Er gaat geen blad verloren
Geen korrel van het koren
Ik voel in het ‘verlorene’
Het weer opnieuw geborene

Toon Hermans-

Wat doe ik zelf om stand te houden en hoe help ik medemensen en hoe ontvang ik hulp van hen om te groeien in vertrouwen?. De Heer is de zaaier en hij kijkt uit naar de oogst. Wij houden dit woord voor ogen; dat het rijk Gods er is en voortdurend in groei. Ook tijdens de winter bewaart het zaad zijn kracht.