Zowel in het evangelie van Marcus als in dit van Mattheus en Lucas vertelt Jezus parabels. Dit is eigen aan de drie synoptici. Het evangelie van Johannes dat het laatst is geschreven, heeft er geen, maar heeft wel een ganse reeks Ik-woorden. Deze geven aan wie Jezus is.
Verwondering
De gelijkenissen zijn genomen uit het dagelijkse leven. Ze spreken over het werk van de zaaier, over de handel van kooplui en over de zorg van huisvrouwen. Zij geven aan dat Jezus met verwondering en aandacht keek naar wat er gebeurde op het land en tijdens de loop van een dag. Hij toont zich verwonderd over wat gezaaid wordt en wat groeit en eens zal geoogst worden.
De vele regen en de grote vochtigheid hebben dit jaar het zaaien en planten moeilijker gemaakt. En door de hoge temperatuur in het voorjaar zijn planten en bloemen vroeger in bloei gekomen. Toch waren de fruittelers bezorgd dat een koude nacht de bloesem zou schaden.
De groei, een wonder gebeuren. Toon Hermans looft dit proces in zijn gedicht:
de bomen
komen uit de grond
en uit hun stam
de twijgen
en iedereen vindt het
heel gewoon
dat zij weer bladeren krijgen
we zien ze vallen
naar de grond
en dan opnieuw weer groeien
zo heeft de aarde
ons geleerd
dat al wat sterft
zal bloeien.
Jezus zag de zaaier die zaait, die slaapt en opstaat en die merkt hoe het zaad kiemt en opschiet. In een serre dicht bij het klaslokaal kunnen we de kinderen betrekken bij dit wonder. Ze stellen wel vast dat zij het opgroeiend gewas moeten beschermen bij te grote hitte, het moeten wieden en het nodige vocht toedienen. Maar de kracht steekt in het zaad. Wij moeten geduld opbrengen en het zijn tijd gunnen; We moeten niet aan de grassprietjes trekken opdat ze vlugger groot zouden worden.
De agronomie blijft er wel naar streven dat de bodem nog meer kan opbrengen. “Wie twee korenaren of twee grassprietjes kan doen groeien op een plek waar er voordien slechts één wou gedijen, heeft voor de mensheid meer verdiensten en bewijst zijn land een betere dienst dan het hele ras der politici samen” (J. Swift; Gullivers reizen).
Tijd is genade
Met deze eenvoudige parabel wil Jezus ons ongeduld intomen.
Doe je werk en laat God het zijne doen. Wij zijn er beide in betrokken. Vandaar dat mensen wel als leefregel nemen van zo te werken en zich zo in te zetten alsof alles van hen afhangt en van zo te bidden alsof alles van God afhangt.
Het is niet mis om nu en dan aan de zin te denken die ik voor het eerst in Zwitserland zag en hoorde: Gott hat die Zeit geschaffen, von Eile hat er nichts gesagt. God schiep de tijd. Over haast en spoed heeft Hij niets gezegd. Hierbij past dan dit lied van Doris Loh „Zeit ist Gnade • Bist du da, Gott?“ (1979).
Gott hat die Zeit geschaffen, von Eile sprach er nicht
Die haben nur wir Menschen und reden stolz von Pflicht
God schiep de tijd. Over haast en spoed heeft Hij niets gezegd.
Alleen wij mensen hebben die en wij spreken overmoedig over plicht.
Tijd is genade, is genade om te leven.
Tijd is genade om het juiste te doen.
Tijd is genade om voor anderen aanwezig te zijn.
Tijd is genade, ook genade om te rusten.
God heeft genoeg uren gegeven, dag en nacht.
Eens vraagt Hij ons: wat heb jij met jouw tijd voor Mij gedaan?
Tijd is genade, is genade om te leven.
Tijd is genade om voor God te staan.
Tijd is genade, om naar Hem te luisteren.
Tijd is genade om te wachten en te gaan.
God heeft de tijd in handen, ook jouw levenstijd.
Ben je klaar om op het einde van je tijd voor God te staan?
Tijd is genade, is genade voor ommekeer.
Tijd is genade om een nieuw begin.
Tijd is genade om te leven voor Jezus.
Tijd is genade, dat is zijn diepste zin.
Jezus gaf zijn toehoorders, maar vooral zijn apostelen de overtuiging mee dat wat hij gezaaid heeft en wat zij zullen zaaien, dat het zal kiemen en vrucht voortbrengen. Vertrouw dat het graan kiemt en vrucht voortbrengt terwijl de boer slaapt.
“Het graan slaapt in de aarde en ’t hemels koninkrijk, verborgen in de wereld, is aan het graan gelijk.
Wanneer het koren rijp is, laat God de sikkel slaan omdat zijn koninkrijk is geborgen in het graan” (ZJ 937)
De Bijbel heeft meerdere uitspraken die paradoxaal klinken. Span je in tot het uiterste. Wees blij wanneer je je plicht hebt gedaan en maak je niet ongerust. Geniet als de leliën op het veld en zing zoals de vogels in de lucht.
Het mosterdzaadje
Jezus geeft ons in het evangelie van Marcus nog een tweede parabel mee. Deze van het mosterdzaadje, een van de allerkleinste zaden. Wanneer het gezaaid wordt en opschiet, zal het een heel grote boom worden.
Jezus zegt uitdrukkelijk dat hij daarmee het Rijk Gods bedoelt, waarvan hij weet dat het klein en bescheiden begint en toch velen zal bereiken. Jezus denkt hierbij wellicht aan elk goed woord dat van God komt, dat al gesproken is in het Oude Testament en dat hij zelf verkondigt. Jezus zelf kan dit kleine mostaardzaadje zijn, de man die zijn leven geeft en dat velen ten goede komt.
Wij hebben de groeiende boom met de vele takken gezien in de kerk. “De Kerk is de spiegel van Gods vriendelijkheid en wekt een blijde hoop in het hart van de mensen. Zij is het teken van Gods trouw, ons toegezegd voor immer” (Eucharistisch gebed XI D). Maar wij beseffen dat Gods kerk in ballingschap is zolang de wereld duurt (Euch. gebed III A) en dat ze voortdurend moet werken aan haar hervorming.
De kerk, zij heeft het deze dagen niet gemakkelijk, zeker niet op Europese bodem. Een aantal journalisten zijn hard voor de kerk, zeker na de uitzendingen God vergeten. ”De kerk is op haar retour, wat de kans op toekomstig misbruik flink verkleint” (D.S. 4 mei 2024).
Gods rijk is groter dan zijn georganiseerde kerk. Gods Koninkrijk komt, vrede en vreugde, waar mensen blij zijn om Gods genade, waar mensen goed zijn voor elkaar (vgl. ZJ 579).
Het mostaardzaadje is ook dat wat in elk van ons kan gezaaid zijn. “Als zaad dat in de aarde glijdt, zo zwak is ons geloof, maar ’t wordt een boom die schaduw spreidt met takken en loof” (ZJ 714).
Het kleine zaadje van geloof, hoop, goedheid en liefde, zaadjes die kunnen opschieten en vruchten dragen in het hart van elke mens van goede wil.