Storm in ons leven (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 554 niet laden

Steeds maar hopen, dat het goed zal komen, dat er iemand is die om je geeft. Heer wij roepen U: wees een God van mensen. Dat zongen we net voor het verhaal van de storm op het meer. Het was ook het gevoel van die leerlingen met Jezus op het meer. Tenminste als we het verhaal zo letterlijk lezen, zoals het er staat. En dat zou best wel zo gebeurd kunnen zijn. en dan was het fijn voor die groep leerlingen, dat Jezus net op het goede moment bij hen in de boot zat. Dat hij hen uit die situatie gered heeft. Maar daarom zal Marcus dit verhaal niet hebben opgeschreven; daar hebben de mensen later toch niets aan?

Marcus heeft een heel andere reden om dit verhaal zo op te schrijven. Hij schrijft kort na Jezus dood, zo'n 40 jaar later, voor de volgelingen van Jezus die het heel moeilijk hebben. Er zijn steeds minder volgelingen die Jezus zelf nog persoonlijk gekend hebben en de bedreigingen en vervolgingen tegen die eerste ‘christenen' neemt flink toe. En het is niet moeilijk te bedenken dat mensen dan soms de moed verliezen, dat mensen gaan twijfelen of denken: die Jezus laat ook niks meer van zich merken. Dat mensen zich in de steek gelaten voelen. Het stormt immers in hun leven.

Welnu: voor deze mensen schrijft Marcus zijn evangelie. Die mensen wil Marcus een hart onder de riem steken. Voor hen geldt: jij mag blijven hopen dat het goed zal komen, dat er iemand is, die om je geeft. God is een God van mensen.

Tegen die mensen wil Marcus zeggen: luister goed, het is toen Jezus nog leefde, ook een keer gebeurd dat deleerlingen het gevoel hadden dat Jezus hen in de steek liet. Maar toch was Hij er op het juiste moment en Hij heeft hen geholpen. Hij zei: hebben jullie geen vertrouwen?

 

Dat is voor mij eigenlijk het belangrijkste woord in het verhaal: vertrouwen. Meer nog dan hopen is het geloven dat het goed zal komen, dat er iemand is die om je geeft.

Dat is heel mooi, maar tegelijkertijd ook zo verschrikkelijk moeilijk als je in de piepzak zit. Als je een slechte uitslag bij de dokter hebt gekregen...; als je niet weet of je werk nog wel zeker is...; als je in een relatie je niet meer veilig voelt of niet meer zeker bent van elkaar..... Het stormt zo vaak in een mensenleven, soms te verdragen, maar soms ook onverdragelijk hard. En dan kun je alleen nog maar bang zijn, onzeker, je onveilig voelen. Dan is alle grond onder je voeten verdwenen en lijk je letterlijk te verdrinken in je ellende. Dan kun je je soms in alle wanhoop tot God wenden: waar bent U nu? waarom moet mij, waarom moet ons dit ovekomen? Help me toch! Soms kun je ook alleen nog maar twijfelen of vloeken (maar ook dat is -als het oprecht uit nood en uit je hart komt- een gebed om hulp zijn). wij herkenden het gevoel allemaal, bij de voorbereiding, maar er was ook twijfel in de zin van: kan het geloof ons daarbij helpen?

Net als Job in de eerste lezing, die God ter verantwoording roept en zijn nood klaagt. Hij had toch altijd goed geleefd, geen mens kwaad gedaan en nu was hij alles kwijt: zijn vrouw, zijn kinderen, zijn huis, zijn vee en zijn land. Zelfs zijn gezondheid. ‘Waarom is dat, geef mij toch antwoord', zo roept hij tegen God. In de eerste lezing horen we Gods eerste antwoord in de storm. En het is bijzonder dat God antwoordt. Al is het naar ons gevoel een heel onbevredigend antwoord. Het doet een beroep op het volle vertrouwen in een God die de wereld goed geschapen heeft, die het met de wereld goed voor heeft. Ondanks alles wat Job, wat wij om ons heen zien en aan onszelf ervaren. Het doet een beroep op ons te vertrouwen dat het goed komt, dat er altijd een reddende stem of een uitgestoken hand zal komen, die ons wil helpen..... Dat is: steeds maar hopen, dat het goed zal komen, dat er iemand is die om je geeft.

En is dat God? Ik denk dat ik die uitgestoken hand van een medemens mag ervaren als de hand van God, net zoals je de vragende ogen of de smekende stem van een medemens kunt zien als een appèl van God aan mij.

Gisteravond hadden wij hier een viering die voorbereid was door enkele jongeren en enkele mensen van de spoorsingel, van schoon GMS. En tijdens die voorbereiding werden verhalen uitgewisseld tussen jong en volwassen, tussen mensen die nog redelijk onschuldig in het leven staan en mensen die al vele stormen meegemaakt hebben. Maar er was een sfeer van vertrouwen, waarin die ervaringen gedeeld werden. Deze ‘mensen van de straat' worden ‘vrienden van de straat'. En zij ervaren dat als vertrouwen, als vertrouwen dat het goed komt, dat ze weer wat kunnen bereiken. Dat ze weer meetellen in de samenleving. We reikten elkaar de hand en als we elkaar op straat tegenkomen, is er een vriendelijke, joviale begroeting. Genegenheid wederzijds. En de jeugd wilde dat uitdrukken in een gedicht, dat heet: wensen voor elkaar. Dat hebben ze voorgelezen en (in een mooi lijstje) aan hen meegegeven. Als teken dat ook wij geloven dat het goed zal komen, dat er iemand is die om je geeft. Een couplet daarvan wil ik tot slot u laten horen: Vriend, ik wil erbij bidden
dat ik eerbied heb voor je, zoals je bent,
dat ik je niet zomaar overvraag,
dat ik je hoor en naar je luistert,
dat ik tijd vind of maak voor je vragen,
dat ik je uitgestoken hand en je vriendschap in haar vele vormen waardeer.

Mogen wij zo voor elkaar zijn als het stormt in ons eigen leven of in dat van mensen om ons heen. Amen.