13e zondag door het jaar B - 2015

‘Toen Jezus weer met de boot overgestoken was, stroomde veel volk bij Hem samen.’

Zusters en broeders, zo begint het evangelie dat twee ongelooflijk aangrijpende verhalen vertelt. Het begint met Jaïrus, de overste van de synagoge. Hij roept Jezus ter hulp omdat zijn dochtertje er zeer erg aan toe is. En dan is er die naamloze vrouw die ook een naamloos leven leidt. Beter gezegd, ze leidt géén leven meer, want ze lijdt aan een vreselijke bloedziekte. Die heeft haar haar hele vermogen gekost, en er ook voor gezorgd dat ze niet meer meetelde. Want wie bloed verliest, is onrein, en onreine mensen tellen niet mee. Maar haar geloof in Jezus is zo sterk dat ze echt gelooft dat ze genezen zal zijn als ze zijn kleren maar kan aanraken. En hoe reageert Jezus op die zogenaamd te mijden vrouw? Hij scheldt haar niet uit, integendeel, Hij noemt haar ‘dochter’, net of ze zijn kind is. Hij vraagt niet eens hoe ze heet, maar neemt haar meteen op in zijn zorg voor alle mensen.

Hierbij kunnen wij ons de vraag stellen of ook wij zo goed zijn voor mensen met problemen, met afwijkingen, met moeilijk gedrag. Mensen die het moeilijk hebben met het gewone leven, niet omdat ze niet willen leven zoals de anderen, maar omdat ze niet kunnen. Wat doen wij? Hebben we aandacht voor hen? Zijn we bereid hen te helpen? Hen te beschouwen als onze medebroeders en medezusters? Of wijzen wij hen af, omdat ze niet passen in het kadertje dat wij van ons leven willen maken. Hoe anders reageert Jezus.  ‘Dochter’, noemt Hij de vrouw die niet meetelt omdat ze niet is zoals de anderen. En Hij voegt eraan toe: ‘Ga in vrede, en wees verlost van uw kwaal.’ Kunnen wij dat ook? Mensen die het moeilijk hebben vrede toewensen, en helpen waar en hoe we kunnen om hun leven menswaardig te maken?

En dan is er Jaïrus. Ook hij gelooft in het onmogelijke: dat Jezus zijn dochtertje zal redden. Net als die naamloze vrouw is hij geen leerling van Jezus,  en toch gelooft hij grenzeloos in Hem. Opnieuw kunnen we ons afvragen: geloven ook wij zo sterk in Jezus, in God? Het dochtertje van Jaïrus is al gestorven wanneer hij thuiskomt, maar Jezus zegt: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ Dat zegt Hij ook tegen ons wanneer we wanhopig zijn, wanneer alles tegenzit, wanneer niets wil lukken. ‘Blijf geloven’, zegt Hij, ‘blijf geloven in Gods steun en in zijn nabijheid, want mijn Vader die ook uw Vader is, laat u nooit in de steek.’

Daarbij kunnen we alleen denken: Wat zouden wij, wat zou de wereld anders zijn als wij, als alle mensen naar die woorden van Jezus wilden luisteren en er ook wilden naar leven. Een wereld zonder wanhoop, zonder uitbuiting, zonder vlucht, zonder wreedheid. Een wereld van hoop, van vrede, van welzijn. Een wereld zoals God die bij zijn schepping heeft gedroomd. Een wereld van geloof in God en van zoeken naar vrede met elkaar.

Zusters en broeders, het zou goed zijn mochten wij, mochten alle mensen zich spiegelen aan Jaïrus en aan die naamloze vrouw. Allebei worden ze geconfronteerd met een vreselijke situatie, maar ze geven het niet op, en ze zetten een heel diepgaande stap: wanneer mensen niet meer kunnen helpen, richten ze zich tot Jezus, want ze geloven in Hem. Tegen die vrouw zegt Jezus: ‘Uw geloof heeft u genezen’, en tegen Jaïrus zegt Hij: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ Geloven, dat is dus de kern. Is dat ook de kern van ons leven? Geloven in Jezus, geloven in de Heer onze God. Laten we daar werk van maken, in alle omstandigheden van ons leven. Zodat Jezus ook tegen ons kan zeggen: ‘Uw geloof heeft u genezen.’ Amen.