Hemels Brood smaakt naar meer (18de zondag, B)

Hemels Brood smaakt naar meer

Laten we eens nagaan wat de situatie was van het Joodse volk in de eerste lezing van vandaag: Jarenlang hadden ze geleefd in slavernij in Egypte. Ze hadden er een honds bestaan. Op een dag zegt Jahweh God (Ik-zal-er-zijn) tot Mozes: “Ik ga jullie bevrijden. Ik leid jullie weg uit Egypte. Neem je tent op, ga op reis naar het land dat ik U wijs.” Dat lijkt allemaal prachtig, maar ze moeten wel door de woestijn. En u kunt zich voorstellen dat er dan momenten van beproeving en moedeloosheid komen. Ze schrikken terug en gaan dan het verleden verheerlijken. Israël, het Joodse volk, durft het avontuur niet aan. De mensen schrikken terug voor de moeilijkheden en dan is het gemakkelijk om allerlei redenen te vinden waarom het ook niet kan. En wat zie je dan zoals zo vaak in dergelijke situaties: het verleden waar ze aanvankelijk uit weg wilden, wordt nu ineens positief geschilderd: “Waren we maar door de hand van de Heer gestorven in Egypte waar we bij de vleespotten zaten en volop brood konden eten”. Maar het was wel een gruwelijk bestaan! En het doel van de uittocht, het doel van de woestijntocht wordt verdraaid; men gaat er boze opzet achter zoeken: ”Jullie hebben ons alleen maar naar de woestijn gebracht om al deze mensen van honger te laten omkomen.”

Medegelovigen, er doen zich in ieders persoonlijke leven, maar ook in het leven van een gemeenschap situaties voor die geen uitstel meer verdragen; situaties die je niet kunt blijven ontvluchten; beslissingen die je niet meer kunt uitstellen.

Laat ik dat aan de hand van een eenvoudig voorbeeld duidelijk maken: een vertegenwoordiger heeft voor zijn werk iedere dag een auto nodig. Plotseling krijgt hij – zonder dat hijzelf schuld heeft – een ongeluk. Gelukkig valt het allemaal nogal mee, maar hij is dusdanig geschrokken dat hij eigenlijk niet meer in zijn auto durft te stappen. Hij staat voor een zwaar beslissingsproces: “Kruip ik weer achter het stuur of niet?” Het laatste is op dat moment het gemakkelijkste, maar heeft wel onherroepelijke consequenties… verlies van baan… enz. Met het zweet in zijn handen stapt hij in: hij moet er doorheen.

Vluchten kan niet meer. Ik zou niet weten waar naar toe. Hoe ver moet ik gaan… naar vreemde landen… ?” met deze regels uit een musical van Annie M.G. Schmidt zou je de situaties kunnen aanduiden die vroeg of laat in het leven van ieder voorkomen.

“Lange tijd gaat het leed aan je deur voorbij” zei me laatst een vrouw. “Het ging allemaal op wieletjes. Mij treft dat niet dacht je wel eens. Totdat de dag komt dat het aan je eigen deur klopt…, een ongeneeslijke ziekte…, je bent ontslagen…, het fundament onder je voeten weg… Je bent geneigd om ervoor te vluchten in het verleden, het heden niet onder ogen willen zien en nog minder de toekomst… de keiharde realiteit dient zich aan… en je beseft: “Ik, wij, staan ervoor, en we moeten er doorheen… hoe dan ook!”

Er is geen toekomst zonder woestijn. In ieders persoonlijke leven doen zich die situaties voor, maar ook in het leven van gezinnen, in gemeenschappen van parochie, kerk of maatschappij. In zo’n situatie kan het mensen gaan ontbreken aan levensmoed, aan levenszin. Allerlei goedbedoelde praktische raadgevingen en praktische voorzieningen, het aardse stoffelijke brood, helpt dan maar heel ten dele. Zij kan onze diepste honger niet stillen. Dat kan slechts het Brood waar Jezus in het Evangelie van vandaag over spreekt: “Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft ten eeuwigen leven.” En: “Het echte Brood uit de hemel wordt u door Mijn Vader gegeven…”

En wat is dan dat ‘hemelse Voedsel’? Enerzijds natuurlijk; aandacht, respect, liefde, trouw en troost voor elkaar. Dat heeft Jezus gegeven aan die mensen die zo hongerig waren, aan die mensen die zich onthand voelden – alle hoop de bodem in geslagen – aan die mensen die aarzelden om weer opnieuw in te stappen, die terugdeinsden voor de realiteit, voor de woestijntocht. Ze voelden hun behoeftigheid, ze hunkerden naar bevrijding, naar verlossing, en ze zeiden: “Heer geef ons te allen tijde dat Brood”.  Anderzijds; God geeft het brood niet alleen tot levensonderhoud, maar ook als levensinhoud: Gave, Brood, heilige Communie. Jezus sprak: ”Ik ben het Brood des levens. Wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.

Medegelovigen, wie kan dan nog zeggen: ”Ik heb Hem niet nodig?”
Amen.


pastoor Jack Geudens
http://bid24uur.wordpress.com/