Eenentwintigste zondag door het jaar (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 201 niet laden

Ik heb ooit een film gezien over een meisje van een jaar of 11-12. Haar moeder werd ernstig ziek en stierf. In haar verdriet en opstandigheid zegt dat meisje: ik kan niet geloven in een God die mijn moeder dood laat gaan. En heel consequent weigerde zij ook te bidden. Iets dergelijks kom je wel vaker tegen, maar dan bij volwassenen. De vader van dat meisje kon dat echter niet aanvaarden en hij deed zijn dochtertje in de kost bij een hele strenge dominee, die moest haar weer in het gelovige gareel krijgen. Maar wat de dominee ook zei en deed, het haalde niets uit. Het meisje bleef koppig weigeren. Ze kreeg slaag, ze werd opgesloten, ze was van de duivel bezeten, zei de dominee. En het drama eindigde dat het meisje wegkwijnde en van uitputting stierf.
Het is een hele ontroerende film, maar ook een die je heel boos maakt, boos op mensen die een kind in die verdrietige omstandigheden met harde hand willen dwingen te geloven en te bidden. Dat is absoluut onaanvaardbaar, dat is nooit goed te praten. Als kinderen of volwassenen in hun verdriet en opstandigheid zeggen dat ze niet meer geloven, dan kan God daar best tegen, die kan daar best begrip voor opbrengen. Maar ik denk niet dat hij begrip kan opbrengen voor de hardheid en hartvochtigheid van overigens goedwillende mensen die hen willen dwingen te geloven.
Als mensen groot verdriet te dragen krijgen, dan is het heel normaal dat zij vragen: waar heb ik dit aan verdiend? Dan is het heel begrijpelijk dat zij daarbij ook naar boven kijken naar die zogenaamde liefdevolle God. Waarom doet hij mij dat aan? En dan is het niet zo vreemd dat ze zeggen: ik geloof niet meer in God. Je hoort trouwens tegenwoordig die kreet wel vaker, ook als er helemaal geen sprake is van verdriet of tegenslag. Als je de kans krijgt om met die mensen daar wat op door te praten, dan blijken zij soms een beeld van God te hebben, waarvan ik zeg: in die God geloof ik ook niet.
Je komt soms mensen tegen die in hun jeugd opgegroeid zijn met een heel eenzijdig of zelfs gewoon verkeerd beeld van God, soms dat van een strenge rechter die altijd klaar staat om je te straffen zelfs bij zaken waar ze weinig of niets aan kunnen doen. En als hen dan verdriet overkomt, wordt dat ervaren als een straf en dan komt vanzelfsprekend de vraag: waar heb ik dit aan verdiend. Tegen mensen die zo'n beeld van God hebben, kun je alleen maar zeggen: gelukkig dat je niet meer in die God gelooft, die God bestaat niet.
Je hebt tegenwoordig ook wel mensen die zeggen: ik ga wel nooit naar de kerk, maar ik ben wel gelovig, hoor. In theorie kan dat natuurlijk best. In theorie is het mogelijk dat iemand die nooit naar de kerk gaat veel geloviger is dan iemand die dat wel heel regelmatig doet. Maar in de praktijk van het leven is dat toch meestal niet het geval. Je kunt je afvragen: wat dat gelovig-zijn van die mensen eigenlijk inhoudt? Wat voor concrete betekenis heeft het in hun leven?
Bij heel velen blijft hun gelovig-zijn steken in iets heel vaags, iets algemeens. Je hoort soms mensen zeggen: geloven is iets waar je niet over nadenken moet, want het is toch niet te begrijpen. Maar is dat soort gelovig-zijn wel een echt geloof? Geloven is iets waar je wel degelijk over nadenken moet, ook al begrijp je niet alles. Echt geloof vraagt dat je bewuste keuzes maakt: niet alleen voor God, maar ook voor een leven volgens Zijn bedoelingen. het moet ook een kiezen zijn voor Jezus Christus, voor zijn manier van leven, zoals die uit het evangelie tot ons komt.
In de eerste lezing roept Jozua het volk op te kiezen tussen geloven in de God van het verbond of geloven de afgoden van de omringende volken.
In het evangelie kiezen de leerlingen bewust voor de weg van Jezus, juist op een moment dat er velen van hem weglopen. En als je zegt gelovig te zijn, dan moet dat geloof gevoed worden door bezinning, verdieping, gebed, anders holt het uit en wordt het leeg. Dat geloof vraagt er ook om dat het gevierd wordt samen met de andere geloofsgenoten, daarvoor kom je naar de kerk. Maar dat geloof moet ook zichtbaar worden in onze manier van leven, in de wijze waarop wij omgaan met elkaar. Anders is het waardeloos.