Keuzes maken (2009)

Beste mensen,
Stel dat ik u zou vragen: wie van u gelooft onvoorwaardelijk in de Heer? Als u niet onvoorwaardelijk in God gelooft, dan heb ik liever dat u weggaat.
Stelt u zich eens voor dat ik u vandaag voor deze keuze zou stellen.
Wat zou u doen? Wat zou u denken? Zou u blijven zitten en overwegen: ja, ik geloof onvoorwaardelijk in de Eeuwige? Zou u onrustig worden en denken: waar bemoeit die man zich mee? Of zou u opstaan en de kerk verlaten?
De beide lezingen van vandaag gaan over deze vragen en over het maken van dit soort beslissende keuzes. In de eerste lezing vraagt Jozua aan de verzamelde stammen van Israël of zij de Heer willen dienen, ofwel de goden van hun voorouders. Dat lijkt geen gemakkelijke keuze. Jozua laat weinig mogelijkheid om te ontsnappen. Je kunt geen twee heren tegelijkertijd dienen, is eigenlijk wat hij zegt. Of je kiest voor de goden van Egypte, het land waar je vandaan komt, óf je kiest voor de God die je daar vandaan heeft geleid. Een keuze die voor de mensen in die tijd niet zo eenvoudig was, want de goden van de voorouders stonden voor hun traditie, voor hun geschiedenis, voor het respect voor hun vader en moeder. En de God die hen uit Egypte had geleid, had hen van de slavernij verlost, hij had hen gered en beschermd. Beide goden waren hen dierbaar. Waarom moesten ze eigenlijk kiezen?
Toch was de keuze voor het volk geen probleem, blijkt uit de tekst. "Wij denken er niet aan de Heer te verlaten. [...] Wij willen de Heer dienen, Hij is onze God, "
Geen onzekerheid, geen twijfel. Is hier sprake van een onvoorwaardelijk Godsgeloof of durfde het volk niets anders te zeggen tegen zijn leider Jozua die bekend stond om zijn wrede handelwijze?
In de evangelielezing gaat het om eenzelfde soort vraag, maar is de uitkomst heel anders: Jezus vraagt aan zijn leerlingen of zij willen heengaan óf Hem willen blijven volgen. Ook Hij laat geen ruimte voor onzekerheid of twijfel. Als je niet in mij gelooft en in de vader, ga dan maar weg. Wie niet voor mij is, is tegen mij. Maar hier reageerden zijn volgelingen heel anders. "Velen van zijn leerlingen trokken zich terug en verlieten zijn gezelschap", staat er. Slechts twaalf bleven er zitten.
De bisschoppen van onze kerk stellen ons al vele jaren voor de dezelfde soort keuzes. Ten aanzien van vraagstukken als homoseksualiteit, anticonceptie, euthanasie en wijding van vrouwen tot priester nemen zij een radicaal standpunt in. Velen van ons missen daarin de nuance, het samen zoeken naar de juiste weg. Maar doen de bisschoppen niet hetzelfde als Jozua in de tempel van Sichem en als Jezus in de synagoge van Jeruzalem?
Nog een voorbeeld uit mijn eigen schoolpraktijk. Zowel bisschop Simonis als bisschop Eijk liet mij als schoolbestuurder weten dat hij liever een kleine, maar dan echt katholieke school in zijn bisdom had, dan een grote, open katholieke scholengemeenschap waar iedereen toegelaten wordt en het verschil met andere scholen verwatert.
Wij hebben het moeilijk met dit soort keuzes, of laat ik voor mezelf spreken, ík heb het er moeilijk mee. Het lijkt allemaal zo zwart-wit. Waar is de nuance? Waar is de ruimte om te praten, om te discussiëren, om van mening te verschillen?
Toch zie ik ook de kracht van radicale keuzes. Ze geven duidelijkheid, ze maken helder waar iemand voor staat.
Waar staan wíj anno 2009 voor? Over God durven we niet te getuigen, dat laten we aan onze evangelische broeders en zusters over. Ons standpunt over bijvoorbeeld euthanasie is zo genuanceerd geworden en de wetgeving zo ingewikkeld dat bijna niemand meer weet wat nog wel of niet mag. En mijn collega van de openbare school vraagt aan mij wat eigenlijk het verschil is tussen zijn en mijn school.
Zijn wij, ben ik, kleurloos geworden? Heeft mijn school nog een eigen identiteit? Durven wij nog keuzes te maken?
Is dit misschien de valkuil waarin wij, zonder dat we ons ervan bewust zijn, getuimeld zijn? Als je alles ter discussie stelt, als je overal een genuanceerde mening over hebt, dan heb je voor anderen geen kleur meer, geen mening, geen identiteit.
In de afgelopen zomervakantie waren Leonie en ik een week in Limburg. Van daaruit zijn we een dag naar Keulen geweest. Behalve een prachtige Dom, bevindt zich daar ook Museum Ludwig. In dat museum zagen we een schilderij van Paul Klee. Het raakte me, het kwam me voor dat het wellicht een antwoord gaf op het zojuist door mij geschetste dilemma. Ik heb het niet voor niets laten afdrukken op de voorkant van het liturgieboekje. Het schilderij heet 'Haupt- und nebenwege', hoofd en zijwegen. Klee schilderde het doek in 1929 na een reis naar Egypte. Een veelkeurig mozaïek van verschillend gebogen horizontale en verticale lijnen. De buiging en het trapsgewijze verloop van de lijnen suggereren een landschappelijk perspectief. De nuances van de verschillende kleuren maken de verticale hoofdweg tot een lichtbundel die tot rust komt in de blauwe horizontale lijnen achter de 'horizon'.
Er is ruimte, er is kleur, er is nuance. Er zijn veel zijwegen, er is maar één hoofdweg. En er is, ondanks het in eerste instantie wat onrustig en verwarrend ogende patroon, harmonie. Bij Klee, zo weten wij uit zijn 'Figuratieve vormleer', staat dit patroon, dat in zijn werk in allerlei variaties voorkomt, symbolisch voor het gelukkige individu dat zich weet aan te passen aan de inrichting en de opvattingen van zijn omgeving zonder zijn eigen individualiteit te verliezen.
Kunst biedt soms vertroosting of verdieping. Het geeft soms antwoord op een vraag of een dilemma. Dat overkwam mij op een zonnige vakantiedag in een mooie stad aan de Rijn.
God vraagt ons om keuzes te maken, niet om ongenuanceerd te zijn of onverdraagzaam. Soms radicaal, als het moet, want wie niet kiest als het er echt toe doet, zal zich verliezen in zijwegen en de hoofdweg kwijtraken.


Jan van Ruusbroec Jij die in mij woont Met de kracht als van een opspuitende bronwel, Vol sprankelend, leven gevend water. Ik heb het- tot mijn schade en schande- Klaar gekregen ( wie laat nu het meest vrij?) Om jaar na jaar stenen te verzamelen En daarmee die bronwel In mij te begraven onder puin en gruis En eigen drukdoenerij. Ik moet jou weer opgraven in mij, Opdelven in mijn diepste diep Het schilderijtje van mijn wezen, Mijn gelaat grondig laten restaureren Van jarenlang vuil. Jij hebt er jouw gezicht in uitgetekend, Daar waar jij verblijf houdt, Diep in mij. Wanneer krijg jij het klaar Om jouw beeltenis in mijn wezen Weer van blijdschap te laten stralen In dat verfrissend, opspattend bronwater, Daar diep,heel diep In mij verborgen? Kom, trek mij naar binnen, Blijf kloppen aan de poort Want ook mijn oren zijn doof geworden, Blijf schijnen in de nacht Want de blindheid van mijn ogen is bijna totaal. Kom, delf op mijn ware gelaat Maak mij mooi, maak van mij jouw liefste mens, Ik kan niet meer zonder jou, Jij die woont in mij, opborrelende Minne - Kracht wassend water dat leven doet. Kom, leef je uit in mij.