Zusters en broeders,
Zoals zo dikwijls sluit het evangelie direct aan bij de wereld van vandaag. Een doofstomme man wordt naar Jezus gebracht, en men vraagt Hem of Hij die man de hand wil opleggen. De man wordt dus gebracht, hij is niet zelf gekomen. Heeft hij misschien geen nood aan hulp? Wil hij gerust gelaten worden? Of wil hij alleen zijn en door niemand gestoord worden?
Wat het ook is, het sluit sterk aan bij vandaag. Want wellicht zijn er nooit zoveel mensen geweest die alleen willen zijn, die geen gezin willen, zelfs geen partner. Mensen die eigenlijk doofstom zijn voor wat er zich in hun omgeving en in de wereld afspeelt. Mensen die helemaal in zichzelf gekeerd zijn. Eenzame mensen die als een tol om zichzelf raaien. Die zich afsluiten voor hun medemensen, en wiens enig contact met de werkelijkheid vaak niets anders is dan de spelletjes op hun smartphone.
Misschien is die doofstomme ook zo’n mens, richt Jezus daarom zijn ogen ten hemel en zucht Hij diep wanneer die man naar Hem wordt gebracht, want misschien denkt Hij: ‘Weer iemand die niet echt wil leven.’ Maar zijn zuchten kan er ook op wijzen dat Hij moe is, en het kan ook op zijn Vader in de hemel gericht zijn. ‘Vader, help mij alstublieft, want zonder uw hulp breng Ik er niets van terecht. Gij hebt Mij immers niet naar de wereld gezonden om mirakels te verrichten, maar om uw boodschap van liefde en vrede te verkondigen.’ En om dat alles zegt Hij slechts één woord om de doofstomme tot bezinning te brengen: ‘Effeta!, ‘Ga open! Luister naar uw medemensen, en luister zeker naar de boodschap van liefde en vrede van mijn Vader in de hemel. Want alleen als je daar naar luistert, kan je er ook naar leven.’
Tegelijk verbiedt Jezus de man en zijn omgeving rond te bazuinen wat er gebeurd is. Wellicht vragen we ons af waarom Hij dat doet. Misschien omdat Hij op die manier wil bereiken dat de man op een normale manier in de maatschappij kan leven, en niet gezien wordt als een vedette die Jezus tot een mirakel heeft gebracht. En evenzeer wil Hij vermijden dat Hijzelf als een vedette wordt gezien. Hij wil immers helemaal niet in het middelpunt van de belangstelling staan. Dat is immers niet zijn plaats, maar wel die van zijn Vader in de hemel, en de genezing is niet een teken van zijn mirakelkunst, maar wel van Gods goedheid.
Dat spreekverbod geldt ook voor ons. ‘Minder babbelen, meer doen.’, zegt Jezus tegen ons. Ons geloof moet dus meer zijn dan onze geloofsbelijdenis uitspreken, we moeten er ook naar leven. We weten dat dit niet altijd gemakkelijk is. Niemand van ons is perfect en zeker niet heilig in woorden en daden. Want ook al zijn we niet doofstom, we kennen onze pijnen van eenzaamheid, ziekte, dood, tegenslag, en nog zoveel andere kwalen die ons zwaar kunnen treffen. Het zou troostend en sterkend zijn als we ons in alle omstandigheden aan de mooie woonden in de eerste lezing zouden optrekken. ‘God komt om u te redden’, hoorden we daar. ‘Dan gaan de ogen van de blinden weer open en worden de oren van de dove geopend. De lamme zal springen als een hert en jubelen zal de tong van de stomme.’
Zusters en broeders, ook tegen ons zegt Jezus: ‘Ga open,’ en dat zegt Hij om ons te doen luisteren naar elkaar en naar Gods woorden van liefde en vrede, en om ons te doen bidden. En Hij zegt het ook om ons aan te zetten geen boze, maar goede dingen te vertellen. En om niet altijd te zuchten van ontevredenheid wanneer iets niet meezit, maar om op te springen van vreugde voor elke nieuwe dag waarop we mogen leven in de palm van Gods hand. Laten we dus open gaan, zodat ons leven kan bloeien zoals God het bij zijn schepping heeft gewild. Amen.