Beste vrienden,
Mark Twain heeft ooit gezegd: “Over de teksten in de Bijbel die ik niet begrijp maak ik me geen kopzorgen, maar wel over die teksten die ik maar al te best begrijp.”
Wanneer ik eerlijk ben gaat het me met de tekst van vandaag net zo. Ik heb op z’n minst een vermoeden van de belangrijkheid van de vraag die Jezus hier aan zijn vrienden en vriendinnen stelt. En wanneer ik erover nadenk wordt me zelfs wat bang om het hart, want het lijkt me dat die vraag die Jezus stelt, van levensbelang is, dat mijn eigen Christen zijn er uiteindelijk zelfs ten dele van afhangt. Maar wat als ik de vraag misschien niet goed begrepen heb, of wanneer ik ze verkeerd beantwoord? Reeds de eerste vraag die Jezus stelt “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” - bezorgt me kopzorgen, om niet te spreken van sommige antwoorden die de mensen je geven als je hen die vraag stelt. Welke beelden over Jezus er zo in omloop zijn tart werkelijk elke verbeelding. Meer dan een derde van onze tijdgenoten in West Europa zeggen bv: “Jezus leefde 2000 jaar geleden. Maar vandaag is de wereld heel anders dan toen, en daarom heeft Hij voor mij geen grote betekenis meer.”
Een kwart van de bevolking zegt: : “ Jezus was gewoon een mens, maar wel een fantastische mens. Hij wilde de mensen naar het goede leiden en daarom kan Hij ook vandaag nog tot voorbeeld worden genomen.”
Als wij die zelfde vraag aan de Paus, of aan een Theoloog zoals Hans Küng zouden stellen zal hun antwoord ongetwijfeld wel heel anders zijn. Ook in de Kerk vinden we heel verschillende beelden over Jezus, en over diens betekenis voor het kerkelijke leven van vandaag. Ik vind dat niet zo erg want wanneer we in de geschiedenis terugkijken zien we dat er ook vroeger reeds hevig werd gediscuteerd of Jezus nu meer mens was of altijd al God geweest is.
De tweede vraag die Jezus stelt vind ik persoonlijk veel moeilijker. “Wie denk jij dat ik ben?” Hier gaat het niet om de mening van iemand anders, maar om mijn eigen persoonlijke relatie met Jezus. Hij vraagt me heel direct: “Wat beteken ik, Jezus, voor jou, Frank.” Hoe belangrijk ben ik voor jou? Vertrouw je me ook dan nog, wanneer je niet alles van mijn boodschap, en wanneer je niet alles wat in je leven gebeurt, begrijpt?”
Die vraag van Jezus is voor mij een uitnodiging om zijn persoon en zijn boodschap beter te leren kennen. Het Evangelie wordt een basiscursus van het geloof in drie lessen. De eerste les kan je omschrijven met “Belijden”. In tegenstelling met al die beelden die over Jezus in omloop zijn belijdt Petrus voor zichzelf en voor alle leerlingen: “”Gij zijt de Messias.” Maar we kennen ook de omschrijvingen “Zoon van God”, Verlosser” en “voor ons gestorven en verrezen”. Maar het is toch veel belangrijker dat wij tonen wat Jezus voor ons persoonlijk betekent.
De atoomfysicus Werner Heisenberg schreef ooit: Onze wereld gelijkt op een als maar groter wordend schip. Zijn massa wordt uiteindelijk zo groot dat het kompas, in plaats van naar het noorden te wijzen, alleen nog maar op het eigen schip wijst. Maar dat is alleen maar erg wanneer de kapitein dat niet zou weten. Als hij het weet zal hij zich, net zoals vroeger, op de sterren oriënteren en dan gaat alles weer.
Ook wij moeten niet altijd weer om onze eigen as draaien want ook wij zijn niet de maatstaf van alle dingen. In Jezus hebben wij een vast oriëntatiepunt, Hij heeft ons getoond wat “echt mens zijn” betekent en wij geloven dat de goedheid en de mensvriendelijkheid van God in zijn persoon vorm heeft aangenomen. Daarom willen wij ons leven ook op zijn houding en op zijn woord afstemmen.
En dan zijn we reeds aan de tweede les van onze cursus, “anders gaan denken”. Petrus heeft zich al dikwijls spontaan tot Jezus bekend, maar hij moet toch altijd weer vaststellen dat Jezus niet altijd voldoet aan het beeld dat hij, Petrus, van de Messias had. Lijden en dood passen voor Petrus niet bij de Messias en daarom wil hij Jezus er voor behoeden. Dat is toch gewoon menselijk, of niet soms?
Voor Jezus is dat echter te menselijk. Wanneer Hij zegt “Ga weg van mij Satan”, wil dat gewoon zeggen: Jouw belijdenis heeft enkel zin wanneer je anders gaat denken. Maar dat “anders denken” is ook voor ons erg moeilijk, omdat ook wij een eigen beeld van die Jezus hebben.
Khalil Gibral heeft dat zo geformuleerd: “Eén keer in elke eeuw ontmoet Jezus van Nazareth de Jezus van de Christenen in de heuvels van de Libanon. En ze praten altijd zeer lang. Maar elke keer gaat Jezus van Nazareth weg en zegt tegen de Jezus van de Christenen: “Goede vriend, ik ben bang dat we nooit tot overeenstemming zullen komen.”
Die Jezus van de Christenen, dat is jammer genoeg dikwijls degene die bestaande mistoestanden en machtsverhoudingen moet sanctioneren, een Jezus die zijn provocatieve trekken verloren heeft en die wij tot “zoete lieve Heer” hebben gemaakt. Voor ons zou dat “anders gaan denken” kunnen betekenen dat we Jezus van Nazareth terug opzoeken en ernstig nemen. Duidelijk inzien dat we ons oriënteren op iemand die in de ogen van de wereld mislukt is, dat we iemand als Heer en meester vereren die de dienaar van allen wou zijn. Anders denken betekent ook dat we ingaan op die paradox van het leven die zegt: Wie geeft wordt rijker, en wie kan loslaten ervaart houvast, wie zijn leven riskeert, wint het.
De laatste les is navolgen. Hoe zegt Jezus het al weer: “Wie mij wil volgen moet zichzelf verloochenen en zijn kruis opnemen.” Voor Petrus en voor velen van de eerste leerlingen van Jezus is deze vorm van navolging bloedige realiteit geworden. Wat dat woord van Jezus ook vandaag nog kan betekenen vernemen we uit het volgende verhaal van de kleine man.
Een man van kleine gestaltewil absoluut groter worden. Daarom vraagt hij een paard om raad. “Jij bent toch groot en sterk, verraad me je geheim!” En het paard antwoordt: “Je moet grote hoeveelheden mais eten en veel heen en weer rennen.” Met als gevolg: De mais ligt zwaar op de maag en zijn voeten doen pijn – maar er komt geen centimeter bij. Daarom gaat de man nu ten rade bij een os. En die zegt hem: Je moet veel gras eten en luid brullen, je zal dan wel zien...!
Maar het resultaat: buikpijn en heesheid – maar geen centimeter meer! Tenslotte vraagt de slimme uil hem: “Waarom wil je eigenlijk groter worden?” “Omdat ik dan sterker ben, en wanneer er ruzie komt trek ik dan niet altijd aan het kortste eind.” Waarop de uil vraagt: „heb je dan al eens op je donder gekregen?“ – “Neen!” En waarom wil je dan groter worden?“ – „ „omdat ik dan verder kan zien.“ “Klim dan toch in een boom!” Dat ziet de man uiteindelijk in en de uil raadt hem tenslotte: „Je moet er niet naar streven dat je benen groeien maar je moet er voor zorgen dat je verstand groter wordt!“
Navolging betekent niet dat we ons kruis en het leed moeten opzoeken, nastreven of zelfs verheerlijken. Dan zouden we enerzijds de betekenis van het kruis totaal verkeerd hebben begrepen, en anderzijds de mensen tot stiekemerds en zwakkelingen degraderen. Daarom kan dat “dragen van het kruis” voor mij alleen maar betekenen dat ik mij niet stiekem aan het leed en aan de last van het leven mag onttrekken, maar dat ik de randvoorwaarden van mijn leven moeten aanvaarden. Of zoals in het verhaal: Ik moet mijn klein zijn aanvaarden en er iets uit maken.
Ons Christen zijn zal er op afgerekend worden of dat “belijden”, “anders gaan denken” en “navolgen” in ons leven ook overeenkomt met de Geest van Jezus’ boodschap.
„Wie denk jij dat ik ben?“ Met die vraag zal ik wel heel mijn leven, dus levenslang, opgescheept blijven. Maar betekent Christen zijn ook niet dat we steeds meer Christen moeten worden? Als ons die vraag levenslang wordt gesteld, dan moeten we ons toch voortdurend afvragen: Is mijn belijdenis van Jezus Christus misschien reeds vanzelfsprekend geworden? Heeft dat kruis, dat alle normen overhoop gooit, zijn ergernis verloren? En komen in mijn leven mijn woorden nog wel overeen met mijn daden? Amen