Hoofdzaak (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

HOOFDZAAK

 

HET GELOOF VAN DE KINDEREN

‘Meneer pastoor, ik wou mijn begrafenis met u regelen.' De vrouw die ik bezocht, vertelde meteen wat ze op het hart had. ‘Ik wil graag een mis in de kerk. Crematie of begraven kan me niks schelen. En daarna wil ik graag tien jaar een jaardienst, met mijn man erbij.' Ze had haar wensen op een blocnote geschreven en scheurde het papier voor me af. ‘Zo dan is dat geregeld. Want als het van de kinderen afhangt, komt er niks van terecht. Die zijn sinds de dood van pap niet meer in de kerk geweest.' Ik vond dat ze patent omging met een probleem van heel veel ouders, de overdrachtscrisis van onze geloofstraditie.

 

NATIONAAL PLANBUREAU

Nog niet zolang geleden deed het centraal planbureau een onderzoeken naar gelovig Nederland. Daaruit bleek dat het aantal mensen dat zich tot een kerk bekent nog steeds daalt, maar ook dat de grenzen tussen gelovigen en ongelovigen vervagen. Je zou kunnen zeggen dat de bevolking uit vijf, ongeveer gelijke, groepen bestaat: actieve kerkleden, leden die niet actief zijn, mensen die alleen in naam gelovig zijn, vervolgens degenen die afstand van de kerk hebben genomen en nog de van huis uit buitenkerkelijken. Interessant is die tussengroep. Ze bestaat uit mensen die nog een beetje tegen het geloofsgoed aanleunen maar zich er niet bij betrokken voelen. Wat geloven zij? Ook dat is onderzocht. Eigenlijk geloven zij hetzelfde als de christenen. Ze geloven in God en in een leven dat groter is dan ons tijdelijke bestaan. Het verschil is dat zij zich door de kerk niet laten voorschrijven wat ze moeten doen en laten. Op het gebied van seksualiteit, abortus en euthanasie maken ze hun eigen keuzes. De meesten van ons zullen van deze cijfers niet opkijken. U herkent ze wel in het leven van uw kinderen en kleinkinderen.
Misschien ligt hier een toekomstperspectief.

 

VOLKSKERK

We komen uit een tijdperk waarin alle Europeanen christen waren. Twee-, driehonderd jaar geleden begon dat af te brokkelen en met name de laatste eeuw ging dat snel. Wie vroeger niet gelovig was, werd als achterlijk of duivels beschouwd. De kerk had het voor het zeggen. Soms uit een hang naar macht, vaker ook uit oprechte zorg om het zielenheil van de mensen, ging ze het leven steeds gedetailleerder voorschrijven. Dit regelen van het dagelijks leven nam steeds intensere vormen aan, naarmate het leven ingewikkelder werd en verrijkt met talloze nieuwigheden. De vooruitgang van de medische wetenschap en de ontwikkeling van economieën stelden vragen die tevoren nooit waren opgekomen. Nog steeds was er onverdraagzaamheid ten aanzien van afwijkende meningen.

 

ZUURGDEEG

Precies dat is aan het veranderen. De kerk is niet meer de machtige beweging die heel het volk en die alle volkeren overkoepelt. Integendeel. De gelovigen vormen een kleine minderheid. De kerk wordt weer het gist in het deeg, het zout in de pap, de kleine groep die open staat naar de wereld en een bijdrage wil leveren aan recht en vrede, aan het koninkrijk van God.
Die kleinere kerk zal steeds meer lijken op de kerk van het begin. We lazen erover in het evangelie van Marcus. Er waren mensen die in Jezus' naam het kwaad hadden bestreden en de leerlingen waren jaloers. Maar Jezus zegt: wie niet tegen ons is met ons. En dat geldt dus ook voor uw kinderen en kleinkinderen. Als ze het kwaad in de wereld helpen bestrijden horen ze erbij!

 

EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID

‘Ik ben van de week zo kwaad geworden', vertrouwde een moeder me toe. ‘Kijk', ze haalde een fotootje te voorschijn. Er zat nog een gekartelde rand omheen. Het formaat was zes bij zes centimeter. ‘Kijk, dit is mijn moeder.' Ze schoof hem me toe. Een vriendelijke vrouw in donkere kleding stond met de armen over elkaar bij de rododendrons naast een huis. ‘Kijk, ziet u, ze heeft een hoofddoekje om. Een hoed kon ze niet betalen. Maar zo ken ik haar, die lach, dat gezicht, dat hoofddoekje. Willen ze daar belasting over vragen! Daar moest de kerk eens iets van zeggen!' ‘De kerk hoeft niet alles te veroordelen. Laten we zelf onze verantwoordelijkheid nemen.' Zíj had het al gedaan..!

 

OVER AFKIJKEN EN NA-APEN

Lieve kinderen. Gabi zat ingespannen te tekenen. Ze hield een rode viltstift stevig in haar handje. Het puntje van haar tong stak tussen de tanden naar buiten. Ze hing met haar hoofd vlak boven het tekenpapier. Het hoofd was rood van inspanning. De juf had gezegd, dat ze het mooiste moesten tekenen dat er bestond. Gabi had er even over moeten nadenken. Eigenlijk vond ze haar konijntje het mooiste dat er was, maar een konijntje was moeilijk te tekenen. Dat gold ook voor een lammetje, maar engeltjes en vlinders kwamen op een mooie derde plaats en een vlinder was niet zo moeilijk en je kon er alle kleuren uit de doos voor gebruiken. Ze richtte zich op, bekeek de tekening op wat meer afstand en koos de oranje stift. Op dat ogenblik was haar blik op de tekening van Gert-Jan gevallen. En wat zag ze? Gert-Jan was ook een vlinder aan het tekenen. Ordinair afgekeken had hij! Gabi keek naar rechts. Daar zat Hanna en jawel, Hanna had ook een vlinder. ‘Bah', riep ze keihard door klas. Ze stond op en liep pruilend naar de Juf. ‘Juf dat is niet eerlijk, ze tekenen me allemaal na. Gert-Jan en Hanna apen me na!' De juffrouw legde haar hand op haar schouder. Samen liepen ze terug naar haar tafeltje. De juf keek naar de drie tekeningen en zei: ‘Proficiat Gabi. Jij had een uitstekend idee. Wees er trots op. Je bent een voorbeeld voor ons allemaal, ook voor Gert-Jan en Hanna. Een wereldidee!' Het hoofd van Gabi stond weer op rood!