U weet het: het boek Genesis, het verhaal over de schepping, is geen feitenrelaas van hoe het zesduizend of zes miljoen of zeshonderd miljoen jaar geleden precies is gegaan.
De bijbel vertelt iets veel belangrijkers. Niet de dorre feiten, maar iets dat ons veel meer ter harte gaat of zou moeten gaan: de levende werkelijkheid. Niet de precieze oorsprong van de mens, maar wie de mens eigenlijk is, hoe hij, hoe zij in elkaar steekt, waarnaar hij verlangt. Daarom is het ook onzinnig de evolutieleer en het scheppingsverhaal te beschouwen als concurrenten. Veel te veel mensen zijn het christelijk geloof gaan wantrouwen omdat zij het scheppingsverhaal voorgeschoteld hebben gekregen als een soort wetenschappelijke verklaring voor al wat leeft en bestaat. En dit dramatisch misverstaan van de heilige Schrift gaat maar door. Ik sprak nog maar twee weken geleden met de directeur van een protestantse school voor voortgezet onderwijs in Amsterdam. Gelukkig konden wij in wederzijds respect én openhartig met elkaar spreken. In een reclamefolder had hij stoer geschreven dat de evolutieleer tijdens de biologieles zou worden geconfronteerd met het scheppingsgeloof. Ik heb het hem dringend afgeraden. Want dit doet geen recht aan de betekenis van het Schriftverhaal en - veel erger nog - het zet de geloofsontwikkeling van jonge mensen op het spel.
De Schrift spreekt dus niet over dorre feiten, maar over de levende werkelijkheid van de mens.
Adam (zijn naam betekent: mens), Adam loopt rond in de tuin van zijn jeugd, die bijna paradijselijke wereld van planten en bomen en dieren, die door elk kind, elke jongere ontdekt moet worden. De schepping begint bij elk mensenkind opnieuw.
Adam vindt de dieren mooi en geeft ze een naam.
Bij hun naam roept hij ze.
Maar ze antwoorden niet.
Een mens zoekt ten diepste naar een menselijk antwoord. Zoals ook God naar een antwoord zocht en daarom de mens schiep, om verbondenheid, liefde te stichten. Zo is iedere mens die zoekt naar een antwoord, naar verbondenheid, beeld van God. Dat onderscheidt de mens van de dieren. 'De mens gaf dus namen aan al de tamme dieren en aan al de vogels van de lucht en aan al de wilde beesten, maar een hulp die bij hem paste vond de mens niet'. Een hulp...je kunt ook verstaan: een tegenover, iemand die je aanziet, jou antwoordt, op gelijk niveau; niet een levend wezen die vooral op jou wacht omdat jij het voedt en onderhoudt, maar een partner, voor wie je zult "opengaan, en zien en horen oog in oog, van mens tot mens verstaan", zoals ons lied zingt. Een gelijkwaardige partner.
Nog eens, ons scheppingsverhaal vertelt geen dorre wetenswaardigheden, maar een wondermooie waarheid. Die waarheid luidt: de mens moet in een diepe slaap vallen. Hij moet alles loslaten. 'Weten voorbij aan alle angst en schijn'. Hij moet al zijn angst voor het loslaten verliezen. De schijn die hij ophoudt met zijn stoerheid - ik red mij wel - een schijnbestaan van autonomie, de tragedie die wordt opgevoerd van het volkomen onafhankelijk individu, dat ons als ideaal wordt voorgehouden: heel die angst en schijn mag hij achter zich laten.
De Schepper geeft het zijn beminden in de slaap. Als Adam eindelijk slaapt brengt de Heer God de vrouw naar de mens. Adam, de mens en zijn vrouw zijn door de Heer God aan elkaar gegeven.
Ik vraag het aan elk stel dat bij mij komt vragen om een kerkelijk huwelijk. Altijd komt er zo&n soort antwoord. &Ik heb zo gezocht en geprobeerd en ik had het al opgegeven. En toen onverwacht. Of: wij waren voor elkaar bestemd. Of: er was zoveel teleurstelling in mijn leven en nu...
Het huwelijk. Ik moet er vandaag wel over preken. De beide lezingen verkondigen ons dat de mens zo geschapen is dat hij, dat zij zichzelf moet loslaten en met een andere mens verbinden. Jezus zegt: 'In het begin, bij de schepping', in beginsel, in wezen heeft hij de mensen zo gemaakt.
Wij weten allemaal hoe prachtig en gezegend dat voor vele mensen is. De katholieke kerk ziet het huwelijk dan ook als een sacrament, als een teken van Gods genade, Gods liefde en trouw in ons tijdelijk bestaan.
We weten ook hoezeer dit beginsel, dit wezen van de mens onder druk staat, bedreigd wordt; dat er talloze echtscheidingen zijn. En het huwelijk heeft een nieuwe gedaante aangenomen. In onze westerse cultuur is ook het huwelijk gekomen tussen mensen van het zelfde geslacht.
Wij hoorden Jezus de woorden uitspreken die bij elke huwelijksviering klinken: 'Wat God derhalve heeft verbonden mag een mens niet scheiden'.
Ja, dat leert de Heer ons: dat is wat blijft, op de bodem van ons hart: het verlangen, onuitroeibaar, naar verbondenheid. Dat verlangen en die verbondenheid zijn heilig, onaantastbaar, sacramenteel. En als de kerk kritiek moet leveren op de moderne westerse cultuur en op de overheid dan moet het daarover gaan: dat mensen zozeer slaaf worden van productie, werk en consumptie dat het beginsel van verbondenheid van man en vrouw, van levenspartners; dat de opvoeding van kinderen in het gedrang komt en dat zij laveloos en levenloos op straat rondhangen.
Daarover spreekt Jezus: over het huwelijk en de kinderen.
Volgens het evangelie is Jezus als een Bruidegom, die zich met hart en ziel, met huid en haar verbindt aan zijn bruid, zijn Jeruzalem, zijn volk, zijn geloofsgemeenschap. Even buiten Jeruzalem, als deze tweede Adam aan het Kruis verheven is, zal ook zijn zijde worden geopend, zijn hart doorstoken en zal zijn Hartebloed stromen, zijn Bruid tot leven komen.
Onze huwelijken, onze levensverbonden moeten een sacrament, een levend teken zijn van Jezus' liefde tot het uiterste. Dat is van ons als christenen de roeping.
Dan kan onze kerkgemeenschap, onze wereld tot een verbondenheid, een samenleving worden waar kinderen niet bars worden afgewezen, waar wij weer onszelf durven loslaten en worden als kinderen die het Koninkrijk Gods kunnen aannemen. 'Zo werkt een God van liefde, en geen uur verflauwt zijn vuur'.
Amen.