Jezus keek hem liefdevol aan (Mc. 10,21)

 

Marcus is meestal in zijn evangelie bondig en beknopt. Hij gebruikt niet te veel woorden om iemands gezindheid en gevoelens weer te geven. Des te meer vallen deze dan op in het ontmoetingsverhaal van een jonge man met Jezus (Mc. 10,17-30). Marcus geeft daarin goed de gevoelens weer van Jezus en van de man die bij Jezus om raad komt. Wij noemen hem de jonge man in navolging van Mattheus (Mt. 17,20).

Goed zijn

Deze jongeling noemt Jezus ‘goede meester’. Jezus was meester en had volgelingen. Hij had op dat vlak gelijkenissen met rabbijnen. We nemen aan dat hij een goede meester was. Is hij niet Gods Zoon?

De jonge man, over wie we later in het verhaal vernemen dat hij rijk en welstellend was, spreekt Jezus aan met ‘goede’ meester. Jezus wijst dit af. Hij richt alle aandacht op God, de enige die volgens hem goed is. Alles wat menselijk is, is immers gespleten en complex. Wanneer Jezus goed is, dan is dit een gave van zijn Vader.

Paus Franciscus heeft al herhaaldelijk van zichzelf gezegd dat hij een zondig mens is, beseffend dat hij te kort is geschoten en op Gods barmhartigheid aangewezen. Zo bidt elke christen om Gods barmhartigheid.

Wanneer de Romeinse honderdman een knieval doet voor Petrus, zoals de jonge man het hier voor Jezus doet, dan zegt Petrus: “ik ben ook maar een mens.” Jezus verwijst met zijn reactie op de verhevenheid van God. Hij neemt de plaats van God niet in. Hij verwijst naar hem. Komt daarbij gans het opzet van Marcus, die omzichtig omgaat met het Messiasgeheim.

Eeuwig leven

De jonge man stelt een vraag naar eeuwig leven. Eeuwig is niet allereerst iets dat wijst op de toekomst, maar wat wijst op volheid. Dit begint hier en nu, in het heden door al wat wij hier doen. Jezus verwijst hiervoor naar de geboden en noemt er enkele op. Door deze hier te beleven en te volgen, delen wij al in het eeuwig leven. Wie ze onderhoudt, heeft voor zichzelf minstens al de morele voldoening dat hij doet wat moet gedaan en wat God van zijn mensen verwacht. Wij moeten echter niet uitpakken met wat we doen, want we blijven onnutte knechten.

Met een liefdevolle blik

Is de jonge man niet te voorbarig wanneer hij denkt en zegt dat hij dit alles vanaf zijn jeugd goed heeft volbracht? Jezus lijkt tevreden met het antwoord van de jonge man. Hij gaat met de man toch een stap verder. Hij durft meer van hem vragen. Marcus merkt daarbij op dat Jezus de man liefdevol aankeek. De Griekse zin uit het evangelie van Marcus kan letterlijk als volgt worden vertaald: Jezus keek hem aan en hij hield van hem. “ En Jezus, hem aanziende, beminde hem” (Statenbijbel). In de Naardense bijbel is voor volgende vertaling gekozen: “Jezus kijkt hem aan, krijgt hem lief en zegt tot hem: één ding ontbreekt je; ga heen, zoveel je hebt, verkoop het en geef het aan de armen.”

Met een tedere, liefdevolle blik wendt Jezus zich tot de man en stelt hem dan een zeer radicale opdracht.

Een blik hoort bij het non verbale contact. Wij kunnen op vele wijzen naar elkaar kijken. Er is een blik die angst en schrik aanjaagt. Zulke blik doet iemand inkrimpen en verstijven. Een liefdevol blik daarentegen ontdooit, brengt warmte, geeft vertrouwen, bemoedigt.

Deze blik drukt een verwachting uit. Liefde tilt op. Ze wijst op mogelijkheden die in ons steken, naar wat ons gelukkiger maken kan. Geluk is niet in wat we opstapelen en voor onszelf houden, maar geluk ligt in het geven en anderen gelukkig maken. “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen”, een woord van Jezus, dat door Paulus is overgeleverd (Hnd. 20,35).

Waardering

De liefdevolle blik van Jezus drukt zijn waardering uit voor wat die man tot dan heeft gedaan en voor wat hij doet. Een liefdevol blik is een promoverende blik. De liefdevolle blik roept op tot wederkerigheid.

De man heeft met zijn vraag aan Jezus van zichzelf over eeuwig leven toch heel wat prijs gegeven. Je gaat toch zo maar niet naar de eerste de beste om over diepe waarden te spreken en uit te drukken wat je drijft en wat je ten diepste bezielt. Dit vertel je niet aan iedereen. In een klimaat van vertrouwen durft Jezus daarop meer verlangen van deze man. Zijn vraag en voorstel klinken zeer radicaal. Verkoop wat je bezit en geef het aan de armen. Zelf arm worden en diegene volgen die van zichzelf zei dat hij geen vaste stek had. Hoe velen wagen zich daaraan?

De man werd somber en ging terneergeslagen heen. Hij had veel goederen en het kost hem moeite er afstand van te doen. Hij werd treurig bij dat woord en bedroefd ging hij weg. Hij was ontdaan. Het antwoord van Jezus heeft hem niettemin geraakt. Het ontstelde hem.

We weten niet wat er nadien met hem is gebeurd. Hoogstwaarschijnlijk heeft de jonge man, ook in zijn later leven, veel nagedacht over de woorden van Jezus. De liefdevolle blik van Jezus heeft hem voor altijd geraakt. “Es gibt Blicke, die dauern nur Sekunden und gelten für die Ewigkeit” (Reinhard Gaede). Wie oog in oog heeft gestaan met Jezus, wie gemerkt heeft dat Jezus hem liefheeft, kan dit niet vergeten. Misschien heeft die jonge man naderhand kleine stappen gezet en ingezien dat bezit een last kan zijn.

Rabbi Mosje Leib sprak: Hoe licht is het voor een arm mens zich op God te verlaten – waarop zou hij zich anders kunnen verlaten? En hoe zwaar is het voor een rijk man zich op God te verlaten – al zijn goederen roepen hem toe: ‘verlaat je op mij’ (Martin Buber, Chassidische Vertellingen,).

Is de jonge man naar Jezus teruggekeerd? “Ik zou het wel willen geloven,” schrijft Michel Van der Plas in zijn gedicht over de rijke jongeling.

 

Ik zou zo graag geloven dat hij later
naar hem teruggekeerd is: in die nacht
dat Jezus in de tuin werd opgebracht.
Een jonge man wilde hem volgen, staat er. Dat hij toen echt alles had weggegeven.
Want hij ging enkel in een linnen doek
om zijn lichaam naar de meester op zoek.
Het was zijn schuld niet dat ze hem verdreven. Het laatste wat hij had viel hun in handen.
Naakt sloeg hij op de vlucht. Verder dan daar
kon hij niet volgen. Als een bedelaar.
Ik zie de tranen in zijn ogen branden
terwijl hij rent, tussen de struiken door:
En sinds die nacht ontbreekt van hem elk spoor.

Michel van der Plas / Korte metten (1980)

In het spoor van

Er zijn sporen van deze jonge man in mensen die door ervaringen van het leven gezien hebben dat bezit en geld niet gelukkig maken. Antonius (251-356) hoorde bij een bezoek aan een kerk de tekst van het evangelie van de rijke jongeling en de vraag van Jezus om alles te verlaten en de goederen aan de armen te geven. Antonius heeft dit woord letterlijk opgenomen; Hij is een grote woestijnvader geworden.

Justin Welby (1956) is aartsbisschop van Canterbury en hoofd van de anglicaanse kerk. Hij heeft in de olie-industrie gewerkt en er goed geld verdiend. Zijn gezin heeft zes kinderen. In 1983 kwam de oudste dochter door een verkeersongeluk in Parijs om het leven. Dit gaf een wending aan het leven van deze olie-manager. Hij volgde een Alpha-cursus en ging theologie studeren. Hij werd priester gewijd. In 2011 werd hij bisschop van Durham en het jaar nadien werd hij gekozen tot aartsbisschop van Canterbury. Zijn grote interesse gaat naar de sociale dimensie van het evangelie.

Jan Vermeire (1919-1998) was geneesheer en een van de eerste seksuologen in ons land. In 1976 ging hij wonen in de Brusselse Marollen, waar het eerste Poverello huis oprichtte. De Poverello-familie heeft nu 15 onthaalhuizen. Een van de uitspraken van Dr. Jan Vermeire: “ Poverello is er niet voor de armen, maar voor de rijken die de kans willen krijgen om te delen.”

 

Rabbi Sjmelke zei: „Meer dan de rijke aan de arme geeft, geeft de arme aan de rijke. Meer dan de arme de rijke nodig heeft, heeft de rijke de arme nodig.”

De echo op de woorden van Jezus tot de jonge man om alles te verkopen en hem te volgen klinkt in het leven van vele aan God toegewijde mensen en in hen die de evangelische raden opvolgen. In het conciliedecreet over de aangepaste vernieuwing van het religieuze leven schreven de concilievaders: “De religieuzen moeten derhalve getrouw aan hun professie, alles om Christus verlaten (vgl. Mc. 10,28) en Hem zó als het enig noodzakelijke (vgl. Lc. 10,42) volgen (vgl. Mt. 19,21), luisterend naar zijn worden ‘(vgl. Lc. 10,39) en bezorgd voor de dingen die Hem aanbelangen (vgl. 1 Kor. 7,32)” (Perfectae Caritatis, n° 5).

Een religieuze van de Missionaries of Charity, gesticht door Mother Teresa, bracht me naar de plaats waar zij werkte bij daklozen en zei toen, sprekend over zichzelf: “Ik wist niet dat armoede zo bevrijdend kon zijn.” In dit geval geen gedwongen en opgelegde armoede maar als keuze.

Waar staan wij? Met welke gevoelens luisteren we naar Jezus en nar zijn zorg om de armen? Wij hebben zo een moeite om los te laten.