Zing een lofzang (Jer. 31,7)

 

Het lijkt op een Te Deum, een loflied op de terugkeer.  De jubel van Jeremia is verwant aan meerdere dankpsalmen.  De profeet haalt een grote reden aan om te danken.  De ballingschap is voorbij!

Misschien is het enkel nog maar een belofte en zijn de ballingen lang nog niet thuis.  Jeremia heeft historisch gezien de terugkeer niet meegemaakt.  Hij zelf versukkelt in Egypte.  Anderen hebben wellicht dit lied en deze profetie in zijn mond gelegd, eenmaal dat de ballingen teruggekeerd waren.  Hun lyrische taal lijkt op deze van Jesaja (Jes. 35,5-7).

Eenmaal thuis, was het herstel niet volledig en verliep de heropbouw moeizaam.  Maar de dank overweegt.  Hoop geeft perspectief.  De terugkeer deed de psalmist zingen: “Zij die onder tranen hadden gezaaid, mogen nu in vreugde oogsten” (ps. 126, 5).  Wanneer pelgrims optrekken naar de tweede tempel, herbouwd na de ballingschap, zingen ze deze dankpsalmen.  “Ceux qui sèment dans les larmes moissonnent en chantant.”  Gelineau heeft velen begeesterd om deze psalm te zingen.  “In tranen gingen ze heen, getroost leid ik hen terug” luidt het in de Willebrordvertaling.  Na een oorlog keren zelden allen terug.  Waar zijn de gesneuvelden, de vermiste en de opgeëiste?  Is God dan niet de vader van allen? 

Bij een einde van een oorlog worden de overwinnaars bezongen en hun veldheren.  We mogen echter de vragen niet afschuiven, die Bertold Brecht een lezende arbeider in de mond legde:

Wie bouwde het zevenpoortige Thebe?
In de boeken staan de namen van koningen. 
Hebben de koningen de rotsblokken aangesleept?
En het meermaals verwoeste Babylon
Wie heeft het zoveel keren opgebouwd? In welke huizen
Van het goudglanzige Lima woonden de bouwvakkers?
Waarheen gingen op de avond toen de Chinese muur af was
De metselaars? Het grote RomeStaat vol triomfbogen.
Wie richtte ze op? Over wie
Triomfeerden de Caesars? Had het veelbezongen Byzantium
Alleen paleizen voor zijn inwoners?
Zelfs in het legendarische Atlantis
Schreeuwden in de nacht toen de zee het opslokte
De verzuipenden om hun slaven.
De jonge Alexander veroverde Indië.
Alleen hij?
Caesar versloeg de Galliërs.
Hij had niet op zijn minst een kok mee?
Philips van Spanje weende, toen zijn vloot
Was vergaan. weende anders niemand?
Frederik de Tweede zegevierde in de zevenjarige oorlog.
Wie zegevierde buiten hem?

Elke bladzijde een zege.
Wie kookte het zegemaal?
Om de tien jaar een grote man.
Wie betaalde de kosten?

Zoveel verhalen.
Zoveel vragen
(Vertaling: Geert Van Istendael) 

In tranen gingen ze heen, getroost leid ik hen terug.”  Prachtig als droefenis kan gekeerd.  Dankzij deze woorden is het boek Jeremia niet louter een boek met jeremiaden.  Het boek verkondigt een God van trouw.  Jeremia deelt met de andere profeten de overtuiging dat God zijn volk liefheeft.  “Van ver ben ik naar jou toegekomen, vrouwe Israël.  Ik heb je altijd liefgehad, mijn liefde zal je altijd vergezellen” (Jer. 31,3).  “De liefde van God is eeuwig” (Jes. 54,8).  “Al wijken de bergen en wankelen de heuvels, mijn trouw wijkt niet van u” (Jes. 54,10).  In de beproeving van de ballingschap en de redding uit Babylon ontdekt Israël de trouw van de HEER (KKK. 218-220; 1611). 

Het deed Jeremia pijn dat het volk niet wou luisteren en dat het doorheen de verwoesting van Jeruzalem moest gaan om in te zien dat “in het onheil het heil besloten ligt.”  “Terwijl het Judese volk zich van de God van Israël afkeert en de vernietiging onafwendbaar is geworden, is deze God zelf bezig om het toekomstige heil te realiseren.  De ondergang zal het fundament blijken van de wederopbouw” (Klaas Smelik, Het juk van Jeremia, in Hans Ausloos, Jeremia, profeet tussen hoop en wanhoop).  Jeremia en de schrijvers van het gelijknamig boek wensen dat de toehoorders en de lezers niet in somberheid vervallen.  Het boek Jeremia blijft actueel.  “Jeremia’s woorden, die schipperen tussen hoop en wanhoop, tussen heil en onheil, kunnen ook vandaag in momenten van tegenslag en vertwijfeling perspectieven van hoopvolle verwachting bieden.  En de wijze waarop de profeet Jeremia – zij het literair of historisch – ons tegemoet treedt als prototype van de kritische gelovigen van de 21 ste eeuw een uitdaging én een troost” (Hans Ausloos, Jeremia, profeet tussen hoop en wanhoop).