Zusters en broeders in het geloof,
Nadat ik 4 oktober mijn vertrek bekend heb gemaakt vragen velen zich af hoe het nu verder zal gaan in de parochie met de zondagsvieringen, de weekvieringen, de pastorale zorg, de begeleiding van werkgroepen etcetera. Ik kan niet in de toekomst kijken en precies voorspellen hoe het zal gaan. Mijn opvolgers zullen in goed overleg met kerkbestuur en vrijwilligers van deze parochie een nieuw beleid uitstippelen. En ik wil niet over mijn graf heen regeren. Ik kan geen dingen beloven. Maar ik kan wel met u eens overwegen wat belangrijk is in onze houding, in onze geloofsbeleving om er voor te zorgen dat deze parochiegemeenschap in de toekomst bloeiend blijft, ook in een andere bestuursstructuur en met een andere pastorale bezetting.
Laat ik beginnen met gewoon te vertellen hoe de professionele pastorale bezetting hier zal zijn. Volgens het beleid van het bisdom krijgt geen enkele parochie een eigen priester meer. In samenwerkingsverbanden, clusters genoemd, zal de bisschop een team aanstellen van één of enkele priesters, enkele pastoraal werkenden en soms een diaken. Zij moeten het pastorale werk onderling verdelen volgens bepaalde taakvelden, namelijk die van de diakonie, de katechese, de liturgie, de gemeenschapsopbouw, de bestuurstaken, het individuele pastoraat, de oecumene, het jeugd- en jongerenwerk.
Voor het cluster waartoe onze parochie gaat behoren, de Inter Parochiele Vereniging, is de bedoeling dat er 2 priesters, 2 pastorale werkers en een diaken aangesteld worden. Er is reeds 1 priester benoemd, pastoor Bekedam, evenals de diaken, Hubert Berbee. De twee pastorale werkers die nu al jaren in de parochies ten Noorden van de IJssel werken, zullen ook hier komen werken. Het zijn Rita Schoolenberg en Wim van Paassen. Er is dan nog 1 vacature voor een priester, naar wie het bisdom nu op zoek is.
Vanaf 1 januari zijn er dus nog maar 1 of hopelijk 2 priesters beschikbaar voor 5 parochies. 1 Priester kan natuurlijk geen 5 missen doen op een zondag, hooguit 3 als er ook een zaterdagavonddienst gedaan wordt.
Dat betekent dus dat er vanaf 1 januari hoogstwaarschijnlijk niet elke zondag meer eucharistie gevierd kan worden.
Is dat erg? Ja en nee. Wel voor mensen die de eucharistie als enige katholieke vorm beschouwen en het sacrament en de communie als een soort onmisbaar medicijn zien voor hun geestelijk leven. We zijn natuurlijk erg verwend in het verleden met vele priesters en religieuzen. Maar dat is lang niet altijd zo geweest in de kerkgeschiedenis. In Korea is de kerk 300 jaar lang verboden geweest en kon er geen enkele priester gewijd worden. Toen er weer godsdienstvrijheid kwam bleek de kerk nog zeer vitaal en levendig dankzij de leken die het geloof hadden doorgegeven van generatie op generatie. Heiligen hebben soms jarenlang zonder communie moeten leven, zoals Charles de Foucauld toen hij als kluizenaar in de Sahara leefde. Of bisschoppen en priesters in Vietnam of China die soms meer dan 15 jaar lang in de gevangenis zitten.
Er zijn eeuwen geweest dat de gelovigen maar 1 keer per jaar ter communie gingen, met Pasen, omdat men zich niet waardig achtte vaak de H. Communie te ontvangen.
In de missielanden, waar we deze maand bijzonder aan denken, trokken missionarissen rond en kwamen slechts één keer in de zoveel maanden in een dorp of nederzetting om daar de eucharistie te vieren. De komst van de missionaris was voor die mensen een feest, een hoogtepunt. En je kunt nu eenmaal niet elke week feest vieren, want dan is het geen feest meer. Door minder vaak de eucharistie te vieren kan de waardering van dat sacrament weer toenemen.
Als we naar het evangelie kijken, dan zien we dat Jezus als priester ook niet permanent op 1 plaats verbleef, maar rondtrok. Zo kwam hij vergezeld van zijn pastoraal team, zijn 12 leerlingen, in Jericho. Er staat niet eens hoe lang hij daar verbleef maar direct dat hij weer uit Jericho wegtrok en onderweg genas hij een blinde. Ook de apostelen trokken rond en bleven maar korte tijd in een gemeente.
Ons geloof mag niet van een priester of voorganger afhangen. Ons geloof moet alleen afhangen van onze innerlijke overtuiging dat Jezus Christus onze Herder, onze pastor is. Als ons geloof afhangt van de heiligheid of bekwaamheid van een priester, dan zullen we vroeg of laat afhaken, want regelmatig zijn er priesters die een scheve schaats rijden. Dat is niets nieuws onder de zon, want in Jezus’ pastoraal team zat ook een dief en een verrader, Judas Iskariot.
Ons geloof mag ook niet afhangen van medegelovigen. Want die hebben ook allemaal hun fouten en gebreken. De ene kerkganger vloekt, een ander ontduikt de belasting, een volgende rijdt te hard, weer een ander dringt voor bij de kassa en zo kan ik doorgaan. De blinde bedelaar bij Jericho werd door de volgelingen van Jezus afgesnauwd en gezegd dat hij moest zwijgen. Maar gelukkig trok de bedelaar zich dat niet aan. Zijn geloof in Jezus was vast en oprecht, onafhankelijk van voorgangers of medegelovigen..
Ons geloof en onze kerkbetrokkenheid mag dus niet afhangen van een voorganger of van medegelovigen.
Dat heeft twee consequenties.
Ten eerste dat we trouw naar de kerk blijven komen, ook als er geen priester en geen eucharistie is. Jezus is altijd in ons midden als we in zijn naam bijeen zijn en eendrachtig samen bidden. Dat heeft Hij toch zelf gezegd? “Waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben Ik in hun midden.” Daar gaat het toch om? Om Jezus in ons midden te hebben? Dus is de eucharistie en de communie niet noodzakelijk. Wel de trouw aan de zondagse samenkomst, de trouw aan elkaar. Ook pastorale werkers en goed gevormde gebedsleiders kunnen inspirerend voorgaan in samenkomsten. En die samenkomsten kunnen ook heel mooi zijn als er goed gezongen wordt en goed meegebeden door iedereen. Zo’n samenkomst kan een meditatief karakter hebben zoals een Taizédienst, een feestelijk karakter, zoals vroeger het lof, een rustgevend karakter zoals het rozenkransgebed in een Mariaviering. Als we met de goede instelling naar zo’n viering komen, dan is Jezus er ook aanwezig en is zo’n viering net zo waardevol als een eucharistie.
Ten tweede is het belangrijk dat we allemaal een beetje pastor zijn voor elkaar. Wat bedoel ik daarmee. wat houdt dat in? Kijken we daarvoor nog eens naar de eerste lezing uit de brief aan de Hebreeën: “Elke hogepriester is in staat onwetenden en dwalenden geduldig te verdragen daar hij zelf ook aan zwakheid onderhevig is”. Aha, als dat voor de priester geldt, dan zeker voor de gelovige. Dat is essentieel voor iedere vrijwilliger in de parochie: geduldig en verdraagzaam zijn tegenover andere parochianen omdat we zelf ook zwakheden en gebreken hebben, die we misschien niet zien. Geduldig en verdraagzaam zijn. Dat is een pastorale houding. Als een priester offers voor de zonden opdraagt, bijvoorbeeld in de eucharistie, dan moet hij even goed aan zijn eigen zonden denken. Daarom wast de priester ook zijn handen bij de offerande en bidt daarbij in stilte: “Neem alle schuld van mij af, Heer, reinig mij van elke ongerechtigheid”. Als vrijwilligers dus tegen gebreken en onhebbelijkheden van andere vrijwilligers aanlopen, dan kunnen ze priester en pastor voor de ander zijn door die ergernis en pijn onmiddellijk op te offeren aan God als een zoenoffer voor de eigen zonden.
Tenslotte staat in de brief aan de Hebreeën dat niemand zich de waardigheid van het priesterschap kan aanmatigen, men moet evenals Aäron door God geroepen worden. Vrijwilligers in de parochie zullen alleen de vrede kunnen bewaren als ze hun taken niet verrichten om gezien en geprezen te worden, om belangrijk en onmisbaar te zijn, maar als ze hun taak verrichten met grote nederigheid, in dienstbaarheid en bereidheid om anderen voor te laten gaan.
Als we zo met elkaar omgaan, dan heeft deze parochie in de toekomst meer dan genoeg pastorale zorg, want dan kunnen we allemaal pastor zijn voor elkaar en in grote vreugde ’s zondags samenkomen met Jezus in ons midden, al dan niet in de eucharistie of de communie.