Zusters en broeders,
In de lezingen van vandaag speelt bloed een belangrijke rol. Echt verwonderlijk is dat niet, want bloed is een diepgaand symbool in een mensenleven. Dat kunnen we onder meer aflezen uit de taal. Hoe meer samenstellingen en uitdrukkingen, hoe belangrijker een woord voor ons is. Niet het woord als dusdanig, maar wel zijn inhoud. Welnu, een snelle telling in het woordenboek Van Dale levert 260 samenstellingen op met bloed als eerste element. Het gaat dan om woorden als bloedheet, bloedbad, bloedarmoede, bloedbroeder enzovoort. Hoeveel woorden er nog zijn met bloed als tweede element, kon ik niet achterhalen, maar het moeten er ook tientallen zijn. Bij de uitdrukkingen leverde de telling 50 gezegden op, bijvoorbeeld water en bloed zweten, iemand het bloed onder de nagels uithalen, iemands bloed kunnen drinken, blauw bloed hebben enzovoort. Opvallend bij veel van die woorden en uitdrukkingen is dat ze direct met het leven te maken hebben, en ook dat is niet verwonderlijk, want bloed is symbool van het leven zelf. Bloed heeft direct met leven, dus ook met dood te maken. En vandaag staat bloed dus centraal in de lezingen.
In de eerste lezing sluit God een verbond met zijn volk. Dat volk belooft alle bepalingen en voorschriften die Mozes heef meegekregen, de joodse wetten dus, nauwgezet na te leven. Het verbond wordt plechtig bezegeld: er worden stieren geofferd, en hun bloed wordt voor de helft op het offeraltaar, en voor de andere helft over het volk gesprenkeld. God en zijn volk nu bloedbroeders, directe familie van elkaar.
In het evangelie vieren Jezus en zijn leerlingen het joodse paasfeest. Daarop worden de uittocht uit Egypte en de bevrijding uit de slavernij gevierd. Volgens de joodse wet moet daarbij een lam geslacht worden. De evangelist zegt het ook uitdrukkelijk bij het begin van de lezing: de ‘dag waarop men het paaslam slacht’. Maar verderop is er helemaal geen sprake meer van een paaslam. Dat komt omdat Jezus het paasfeest een totaal andere betekenis geeft. Hijzelf is het Paaslam, en Hij stelt tekens in met brood en met wijn. Van het brood zegt Hij: ‘Dit is mijn Lichaam’, en de wijn is ‘zijn Bloed van het Verbond, dat vergoten wordt voor velen.’ Hij stelt, met andere woorden, de eucharistie in. Het verbond tussen God en zijn volk wordt opnieuw gesloten, niet met het bloed van offerdieren, maar met het bloed van Jezus zelf, dat straks inderdaad vergoten zal worden op het kruis.
Dat is wat we vandaag vieren: dat Jezus de eucharistie instelde, waarbij Hijzelf het Paaslam is. Zijn blijvende verbondenheid met ons gaf Hij gestalte in het Brood dat Hij zijn Lichaam noemt. En als wij te communie gaan, beloven we, net als de joden in de eerste lezing, dat we zijn enige wet zullen naleven. We zeggen ja tegen Hem, we nemen zijn woorden in ons op, en we beloven ze na te leven in ons dagelijkse leven.
Zusters en broeders, in de eucharistie komen we thuis, want hier kunnen we ons geloof direct beleven. We dompelen ons onder in Jezus’ woorden en daden, en we weten: zo willen ook wij spreken en doen. Maar eucharistie is ook een bezinning over wat we hier komen doen. Gewoon samen zijn? Samen vieren? Dat ook ja. We willen nu eenmaal graag deel uitmaken van een gemeenschap. We vinden steun bij elkaar, we weten dat we dezelfde weg willen gaan, en dat doet deugd. Maar eucharistie is meer dan dat: we gaan mee in het verhaal van Jezus, in zijn leven, zijn lijden, zijn dood en verrijzenis, en Hij is helemaal met ons verbonden. En verder weten we dat eucharistie vieren niet vrijblijvend is. Eucharistie wordt pas zinvol als we ze meenemen in ons leven van elke dag, als we Jezus’ woorden en daden omzetten in onze eigen woorden en onze eigen daden. Wel, laten we dat altijd proberen doen. Amen.