Eerste Heilige Communie (2009)

Welkom

Jullie jongens en meisjes die de eerste communie gaan doen,(alle namen), u, de ouders, grootouders en genodigden voor dit groot feest, wens ik van harte welkom hier in de kerk.
De kerk is prachtig versierd en over de vlinders die u overal ziet zou ik graag iets vertellen. Toen ik godsdienstles gaf op groep zeven en acht, alweer lang geleden, begonnen we met een soort gebed. De jongens en meisjes gingen op de grond zitten, de benen gekruist en de handen over elkaar. En dan gingen ze heel aandachtig adem halen en bij het inademen zei ik: "Mooie vlinder," en bij het uitademen: "maak ons blij." Toen ze daar wat vertrouwd mee waren, vertelden sommigen dat ze daar zo blij van werden als ze dat voor zich zelf deden en anderen dat ze die oefening deden als ze niet konden slapen.
Ik wens ons allemaal samen toe dat die vlinders vandaag hun werk doen en ons heel blij maken.

Homilie

Het eenvoudigste wat je van de H. Communie kunt zeggen is: Je krijgt iets te eten. Als je grote honger hebt, dan heb je aan zo'n heilige hostie niets, het is bijna niets, maar toch, jullie hebben nu wel geleerd dat het een heel bijzonder soort eten is: en juist heb je er over gezongen in het liedje : "Over de wolken": de hemel bereiken, ik zou het graag snappen van God en de mens, hoe hoog met je komen om bij God te zijn?
Om bij God te zijn, daar is de H. Communie voor. Want communie betekent: samen zijn, met elkaar, met je familie, met andere mensen zoals vandaag hier in de kerk en als je zo bij elkaar bent, dan ben je ook samen met God.
Dat samen zijn betekent ook: geen oorlog, dat mensen zich veilig voelen en dat ze te eten hebben. Want zonder eten kun je je niet veilig voelen.
In het verhaal dat ik heb voorgelezen gaat het over heel veel mensen, wel 20 keer zoveel als er hier bijeen zijn in de kerk. Die zijn 's morgens van huis weggegaan om Jezus te zien en te horen, om hem aan te raken en misschien door hem genezen te worden. En nu was het avond en ze begonnen echt honger te krijgen. De apostelen zagen dat en zeiden: "Laat ze maar weggaan om ergens anders naar eten te zoeken."
Als jullie een dag op stap gaan dan neem je natuurlijk wel iets mee om te eten, een boterham, een stuk chocola, noem maar op. Dat hadden die mensen natuurlijk ook gedaan. Maar met zoveel mensen om je heen durf je niet in die boterham te bijten en je houdt ze in je zak. Jezus had dat ook in de gaten en zei tegen de apostelen: "Geef ze zelf maar te eten." Maar die apostelen samen hadden vijf broden en twee visjes bij zich. Dat was alles.
Die durfden ze wel te voorschijn te halen en aan Jezus te laten zien. Daar begin je niets mee, met zoveel mensen, dachten ze.
Jezus wist wel beter; hij liet de mensen een plekje zoeken om te gaan zitten. Hij nam het eten dat de apostelen hadden, en sloeg de ogen op ten hemel, precies zoals in het liedje stond dat jullie gezongen hebben: de hemel, dat is bij God zijn. Jezus voelde zich altijd samen met God, en hij wist dat God altijd samen wil zijn met de mensen, ook nu ze honger hadden maar niet durfden te delen wat ze hadden.
Toen de mensen zagen dat Jezus en de apostelen het wel durfden om hun boterhammetje voor de dag te halen en het met anderen te delen, toen durfden die 5000 mensen het ook wel. En daar had je het wonder: allemaal samen waren ze aan het eten: de een had te veel, de andere niks, en dan deelden ze gewoon met elkaar. En toen ze, samen, (want daar gaat het om) genoeg gegeten hadden, hielden ze nog 12 korven met eten over. Als dat geen wonder is.
Jullie hebben allemaal wel op TV gezien hoeveel mensen er in de wereld honger lijden, miljoenen, en hoeveel kinderen er van honger dood gaan. En hoeveel mensen er worden doodgemaakt, om hun eten te krijgen, of hun vee.
Veronderstel dat Jezus nu hier was en je zou tegen hem zeggen: "Kijk eens, al die mensen, die niets te eten hebben." "Nou, en?" zou Jezus zeggen. "Hebben jullie niets te eten, dat je met anderen kunt delen?"
Vandaag krijgen jullie zeker heel lekker en heel veel te eten. Maar soms op gewone dagen, staat het eten op tafel en je zegt: "Dat lust ik niet", "Ik wil die groente niet." Dan zou Jezus zeggen: "Die mensen die honger hebben, zouden het heel graag opeten."
Je weet wat er gebeurt als je een steen, groot of klein, in een vijver gooit. Dan ontstaan er kringen die helemaal doorlopen tot aan de rand van het water.
Als wij iets goed doen of zeggen, dan gaan op allerlei andere plaatsen andere mensen ook iets goeds doen. En als jij iemand pijn doet, dat gebeurt hetzelfde, op allerlei andere plaatsen in de wereld, gaan andere mensen ook iemand pijn doen.
Als jij je eten opeet, en ook de groente die je niet lust, dan leef je mee met mensen die niets te eten hebben, dan denk jij aan mensen die honger hebben, die krijgen op andere plaatsen in de wereld iets te eten. Daar heb jij dan bij geholpen, door aan ze te denken als je je groente opeet. Dan gaat het net als in het verhaal: een klein beetje wordt heel, heel veel.
Dat is de mooiste manier van SAMEN delen, van heilige communie. Dan zijn jullie in de wolken, en die andere mensen, en God ook, want die is dan ook samen met jullie en heel veel mensen over de hele wereld. En zo wordt dat feest van vandaag bij jullie thuis, steeds meer feest voor miljoenen mensen over de hele wereld.