‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde.’
Het antwoord op die vraag horen we in de eerste lezing. Ook daarin wordt de almacht van God beklemtoond. ‘De Heer is God in de hemel boven en op de aarde beneden; er is geen ander’, zo zegt Mozes het. En dan volgt het bevel dat je kunt verwachten met zo’n almachtige God: ‘Onderhoud zijn geboden en voorschriften die ik u vandaag geef.’ Maar Mozes laat daar iets onmiddellijk op volgen: ‘Dan zal het u en uw kinderen goed gaan, en zult gij lang mogen leven op de grond die de Heer, uw God, u voor altijd schenkt.’ Hiermee worden de zogenaamde almacht van God en zijn opvallende afwezigheid in vreselijke momenten meteen verduidelijkt, namelijk: als iedereen zijn geboden onderhoudt, dan zijn er geen oorlogen, geen uitroeiingskampen en geen zelfmoordterroristen meer. Dan is er alleen nog vrede en vriendschap en rechtvaardigheid.
Zo worden ook de woorden van Jezus over zijn almacht duidelijk. Hij laat er onmiddellijk op volgen: ‘Ga dus, en maak alle volkeren tot mijn leerlingen, en doop hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en leer hun alles te onderhouden wat Ik u geboden heb.’ En wat heeft Hij geboden, wat is zijn gebod? ‘Bemin God bovenal, en uw naaste gelijk uzelf.’ En als we dat doen, als iedereen dat doet, dan is er inderdaad geen onrecht meer, en dan maken we van de aarde een echte hemel.
De opdracht die Jezus toen gaf, blijft tot op vandaag bestaan. Ook wij moeten dat ene gebod dus verkondigen, en ook wij moeten dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. En wellicht zeggen we nu bij onszelf: Dat is een onmogelijke opdracht. God verkondigen in een wereld die niet op zijn boodschap zit te wachten, nee, daar is geen beginnen aan. Die boodschap staat immers haaks op wat in deze wereld. Want in onze wereld tellen vooral macht en bezit. Wat de gemiddelde mens bezighoudt, is de stand van zijn bankrekening, de afbetaling van zijn huis, zijn auto, zijn dit en zijn dat, en wanneer hij weer op vakantie kan gaan. Vooral het eigen ik en het eigenbelang staan centraal, en in dit klimaat vraagt Jezus dat we zouden leven vanuit Gods liefde, dat we voor elkaar zouden leven en zorg zouden dragen voor elkaar. Nee, daar is geen beginnen aan. Met zo’n boodschap haal je vandaag geen mensen over de streep.
Zusters en broeders, Jezus’ opdracht lijkt inderdaad onmogelijk uit te voeren. Maar dat was niet anders toen Hij die opdracht aan zijn leerlingen gaf. Ook toen zat de gemiddelde mens niet op een boodschap van liefde en vrede en inzet voor de ander te wachten. Ook toen was het ieder voor zich, en ‘hoe overleef ik hier met de Romeinen in mijn land.’ En toch hebben zijn leerlingen Hem verkondigd, en uit die kleine groep Galileeërs is in enkele eeuwen tijd een wereldwijde Kerk gegroeid die vandaag zo’n 1,5 miljard christenen telt. Laten we dus niet zeggen dat Jezus’ boodschap niet aanslaat, maar laten we, ieder op onze eigen manier, Hem verkondigen in onze omgeving, in ons gezin, in onze familie, onze buurt, onze parochie. En laten we vooral blije christenen zijn, die gewoon uitkomen voor ons geloof. En laten we ons daarbij optrekken aan de mooiste woorden die Jezus tot ons heeft gericht, zijn laatste woorden in het evangelie van Mattheus. We hebben ze zonet gehoord. Hij zegt: ‘Zie, Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld.’
Zusters en broeders, wat kan er verkeerd lopen met Jezus aan onze zijde? Amen?