Wanneer Jezus juist hem Rots noemt, is het omdat diezelfde Petrus iemand is die rotsvast gelooft dat Jezus en God van hem houden, en hem aanvaarden met al zijn mankementen. Wanneer Jezus hem ‘een kei van een vent' noemt, is dat omdat hij bikkelhard blijft geloven dat God van mensen houdt, die soms even dom als een schaap en weerloos als een lam stuntelig door het leven gaan. Jezus vraagt hem als een van zijn eerste leerlingen, een van de twaalf die wij later de apostelen zijn gaan noemen. Hier ben ik', zegt Petrus wanneer Jezus een appèl op hem doet.
‘Hier ben ik', zegt ook Samuël wanneer God hem roept om namens hem te werken onder de mensen. ‘Hier ben ik' is de naam van God sinds Mozes bij de brandende braamstruik vraagt hoe Hij heet: ‘Hier ben ik' of ‘Ik zal er zijn'.
Alle mensen die in de problemen zitten, verdrietig of in paniek, al die mensen zouden moeten kunnen geloven dat er een God is die met hen meeleeft en meelijdt. Zijn naam is ‘Hier ben ik'. Maar altijd werkt Hij via mensen die je bemoedigend en troostend nabij blijven, mensen die zeggen: ‘Hier ben ik', met de nadruk op bén. Want er zijn er genoeg die zeggen: ‘Hier ben ik'; maar die doen Gods naam geen eer aan, alleen maar zichzelf. Dat hoor je Jezus niet zeggen: ‘Hier ben Ik; allemaal opzij'. Wat Hij wel doet, is mensen laten voelen: hier ben Ik; Ik zal er zijn voor jou. Daarom zegt Johannes: ‘Hij is het. Zie het Lam van God'.
En wat verder opvalt: Hij begint zijn goede nieuws niet met een stelling, een dogma, een gebod, een zekerheid, maar met een vraag: ‘Wat verlangt ge? Wat zoeken jullie?'. En wat ze toen zochten, is hetzelfde als wat wij nu nog willen: geen mensen die roepen: ‘Hier ben ik', maar iemand die zegt: ‘Hier ben ik. Wat kan ik voor je doen?'.
Wanneer Andreas Jezus een dag heeft meegemaakt, gaat hij enthousiast naar zijn broer, en zegt: ‘We hebben Hem gevonden, de messias!'. En Simon wordt steeds meer een Petrus, want gaandeweg wordt hij er rotsvast van overtuigd: wat Hij doet, is Gods werk; wat Hij zegt, is