2e zondag door het jaar B

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Wanneer Johannes de doper Jezus moet typeren, noemt hij Hem niet bijvoorbeeld ‘Leeuw van Juda', maar ‘Lam van God'. Hij heeft blijkbaar niets van een krachtpatser. Nee, Hij doet denken aan een lam: zachtaardig, vriendelijk, kwetsbaar, en bode van een nieuwe lente. Dat lam van God geeft Simon een nieuwe naam: ‘Voortaan', zegt Hij, ‘zul jij Petrus heten'; dat betekent Rots. Waarom krijgt hij deze naam? Omdat Petrus misschien iemand was als een rots in de branding? Iemand die stoer en sterk en zelfbewust nooit twijfelde, zeker van zichzelf en van zijn mening, iemand zo hard als een kei? Welnee, de verhalen uit de Bijbel over Petrus laten juist het tegendeel zien: in gesprek met Jezus staat hij voortdurend met zijn mond vol tanden. Bij het avondmaal is hij degene die niet begrijpt waarom Jezus hun de voeten wast. Hij wil over het water lopen, maar dreigt te verdrinken. Hij ligt te slapen in de Hof van olijven, en even later hakt hij er zonder nadenken met het zwaard op in. Hij verloo¬chent Jezus, doet alsof hij Hem niet kent, krijgt spijt, en huilt als een klein kind, loopt weg van het kruis, en is zelf te laf om het graf te gaan bekijken; daar stuurt hij de vrouwen op uit. Hij blijkt dikwijls onbeholpen en onzeker, onbekwaam en onnadenkend.

Wanneer Jezus juist hem Rots noemt, is het omdat diezelfde Petrus iemand is die rotsvast gelooft dat Jezus en God van hem houden, en hem aanvaarden met al zijn mankementen. Wanneer Jezus hem ‘een kei van een vent' noemt, is dat omdat hij bikkelhard blijft geloven dat God van mensen houdt, die soms even dom als een schaap en weerloos als een lam stuntelig door het leven gaan. Jezus vraagt hem als een van zijn eerste leerlingen, een van de twaalf die wij later de apostelen zijn gaan noemen. Hier ben ik', zegt Petrus wanneer Jezus een appèl op hem doet.

‘Hier ben ik', zegt ook Samuël wanneer God hem roept om namens hem te werken onder de mensen. ‘Hier ben ik' is de naam van God sinds Mozes bij de brandende braamstruik vraagt hoe Hij heet: ‘Hier ben ik' of ‘Ik zal er zijn'.

Alle mensen die in de problemen zitten, verdrietig of in paniek, al die mensen zouden moeten kunnen geloven dat er een God is die met hen meeleeft en meelijdt. Zijn naam is ‘Hier ben ik'. Maar altijd werkt Hij via mensen die je bemoedigend en troostend nabij blijven, mensen die zeggen: ‘Hier ben ik', met de nadruk op bén. Want er zijn er genoeg die zeggen: ‘Hier ben ik'; maar die doen Gods naam geen eer aan, alleen maar zichzelf. Dat hoor je Jezus niet zeggen: ‘Hier ben Ik; allemaal opzij'. Wat Hij wel doet, is mensen laten voelen: hier ben Ik; Ik zal er zijn voor jou. Daarom zegt Johannes: ‘Hij is het. Zie het Lam van God'.

En wat verder opvalt: Hij begint zijn goede nieuws niet met een stelling, een dogma, een gebod, een zekerheid, maar met een vraag: ‘Wat verlangt ge? Wat zoeken jullie?'. En wat ze toen zochten, is hetzelfde als wat wij nu nog willen: geen mensen die roepen: ‘Hier ben ik', maar iemand die zegt: ‘Hier ben ik. Wat kan ik voor je doen?'.

Wanneer Andreas Jezus een dag heeft meegemaakt, gaat hij enthousiast naar zijn broer, en zegt: ‘We hebben Hem gevonden, de messias!'. En Simon wordt steeds meer een Petrus, want gaandeweg wordt hij er rotsvast van overtuigd: wat Hij doet, is Gods werk; wat Hij zegt, is